RN 2023/55
Overdrachtsbelasting. Maatstaf van heffing. Kan een antispeculatiebeding worden aangemerkt als een verkoopregulerend beding bij verkrijging van art. 4 WBR-aandelen?
HR 21-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:650
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 april 2023
- Magistraten
Mrs. R.J. Koopman, J. Wortel, M.T. Boerlage, P.A.G.M. Cools, A.E.H. van der Voort Maarschalk
- Zaaknummer
22/01352
- Conclusie
A-G mr. P.J. Wattel
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS707596:1
- Vakgebied(en)
Belastingen van rechtsverkeer / Overdrachtsbelasting
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:650, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑04‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1051, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑11‑2022
- Wetingang
Essentie
Overdrachtsbelasting. Maatstaf van heffing.
Kan een antispeculatiebeding worden aangemerkt als een verkoopregulerend beding bij verkrijging van art. 4 WBR-aandelen?
Samenvatting
Belanghebbende, een onroerendezaakrechtspersoon als bedoeld in art. 4 WBR, heeft op 2 januari 2018 een derde deel van de aandelen in een NV verkregen. De andere aandelen in de NV waren al in handen van belanghebbende. De koopsom voor de verkregen aandelen bedroeg € 895.000. In de koopovereenkomst is een antispeculatiebeding opgenomen voor het geval belanghebbende in 2018 of 2019 direct of indirect de aandelen in of de panden van de NV zou ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.