Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2015/2366 betalingsdiensten in de interne markt
Artikel 63 Derogatie voor instrumenten voor de betaling van kleine bedragen en elektronisch geld
Geldend
Geldend vanaf 12-01-2016
- Bronpublicatie:
25-11-2015, PbEU 2015, L 337 (uitgifte: 23-12-2015, regelingnummer: 2015/2366)
- Inwerkingtreding
12-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2015, PbEU 2015, L 337 (uitgifte: 23-12-2015, regelingnummer: 2015/2366)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
EU-recht / Marktintegratie
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Met betrekking tot betaalinstrumenten die overeenkomstig de raamovereenkomst uitsluitend worden gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 30 EUR, met een uitgavenlimiet van 150 EUR of waarop maximaal een bedrag van 150 EUR tegelijk kan worden opgeslagen, kunnen betalingsdienstaanbieders met hun betalingsdienstgebruikers overeenkomen als volgt:
- a)
artikel 69, lid 1, onder b), artikel 70, lid 1, onder c) en d), en artikel 74, lid 3, zijn niet van toepassing indien het betaalinstrument niet kan worden geblokkeerd of verder gebruik ervan niet kan worden voorkomen;
- b)
de artikelen 72 en 73 en artikel 74, leden 1 en 3, zijn niet van toepassing indien het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of de betalingsdienstaanbieder om andere met het betaalinstrument verband houdende redenen niet het bewijs kan leveren dat de betalingstransactie was toegestaan;
- c)
in afwijking van artikel 79, lid 1, is de betalingsdienstaanbieder niet verplicht de betalingsdienstgebruiker in kennis te stellen van de weigering van een betalingsopdracht als uit de context duidelijk blijkt dat de opdracht niet is uitgevoerd;
- d)
in afwijking van artikel 80 kan de betaler de betalingsopdracht niet herroepen nadat hij de betalingsopdracht heeft doorgegeven of de begunstigde met de uitvoering van de betalingstransactie heeft ingestemd;
- e)
in afwijking van de artikelen 83 en 84 worden andere uitvoeringstermijnen toegepast.
2.
Voor nationale betalingstransacties mogen de lidstaten of hun bevoegde autoriteiten de in lid 1 genoemde bedragen verlagen of verdubbelen. Voor voorafbetaalde betaalinstrumenten mogen zij die bedragen verhogen tot 500 EUR.
3.
De artikelen 73 en 74 van deze richtlijn zijn ook van toepassing op elektronisch geld als gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG, tenzij de betalingsdienstaanbieder van de betaler niet de mogelijkheid heeft de rekening waarop het elektronisch geld is opgeslagen, te bevriezen of het betaalinstrument te blokkeren. De lidstaten kunnen deze afwijking beperken tot betaalrekeningen waarop het elektronisch geld is opgeslagen, of tot betaalinstrumenten met een bepaalde waarde.