Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2015/2366 betalingsdiensten in de interne markt
Artikel 62 Toepasselijke kosten
Geldend
Geldend vanaf 12-01-2016
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2018, L 102).
- Bronpublicatie:
25-11-2015, PbEU 2015, L 337 (uitgifte: 23-12-2015, regelingnummer: 2015/2366)
- Inwerkingtreding
12-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2015, PbEU 2015, L 337 (uitgifte: 23-12-2015, regelingnummer: 2015/2366)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
EU-recht / Marktintegratie
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De betalingsdienstaanbieder rekent de betalingsdienstgebruiker geen kosten aan voor het vervullen van zijn informatieverplichtingen of de toepassing van corrigerende of preventieve maatregelen uit hoofde van deze titel, tenzij in artikel 79, lid 1, artikel 80, lid 5, of artikel 88, lid 4, anders is bepaald. De aan te rekenen kosten worden overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder; zij zijn passend en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder daadwerkelijk heeft gemaakt.
2.
De lidstaten schrijven voor dat voor betalingstransacties die binnen de Unie worden verricht, waarbij de betalingsdienstaanbieders van zowel de betaler als de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder, zich binnen de Unie bevinden, de begunstigde en de betaler elk voor zich de kosten betalen die hun respectieve betalingsdienstaanbieder in rekening brengt.
3.
De betalingsdienstaanbieder belet niet dat de begunstigde aan de betaler een vergoeding vraagt, een korting aanbiedt of er anderszins op aanstuurt dat de betaler een bepaald betaalinstrument gebruikt. De eventueel in rekening gebrachte kosten liggen niet hoger dan de directe kosten die de begunstigde zelf voor het gebruik van het specifieke betaalinstrument maakt.
4.
De lidstaten zorgen er in ieder geval voor dat de begunstigde geen vergoeding vraagt voor het gebruik van betaalinstrumenten waarvan de afwikkelingsvergoedingen onder hoofdstuk II van Verordening (EU) 2015/751 vallen, noch voor betalingsdiensten waarop Verordening (EU) nr. 260/2012 van toepassing is.
5.
De lidstaten mogen de begunstigde het recht om een vergoeding te vragen ontzeggen of dit recht beperken, rekening houdend met de noodzaak mededinging aan te moedigen en het gebruik van efficiënte betaalinstrumenten te stimuleren.