Uit het herstelarrest van 14 mei 2020 blijkt dat in het arrest van het hof abusievelijk als uitspraakdatum is vermeld 26 maart 2020 in plaats van 27 maart 2020. Het hof heeft dit als onmiddellijk kenbare fout aangemerkt en bij herstelarrest hersteld.
HR, 01-06-2021, nr. 20/01348
ECLI:NL:HR:2021:811
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-06-2021
- Zaaknummer
20/01348
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:811, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑06‑2021; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2020:1664
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:308
ECLI:NL:PHR:2021:308, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 06‑04‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:811
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSHE:2020:1664
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2021-0168
Uitspraak 01‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Voorhanden hebben pepperspray, art. 13.1 WWM. Opgave van bewijsmiddelen a.b.i. art. 359.3 Sv. Bevestiging vonnis Pr met daarin slechts opgave van b.m., terwijl raadsman in h.b. vrijspraak heeft bepleit. Uit bewoordingen van art. 359.3 Sv volgt dat deze bepaling in ieder geval geen toepassing kan vinden indien door of namens verdachte ttz. vrijspraak is bepleit. Daarom had hof het vonnis alleen mogen bevestigen met de in art. 423.1 Sv bedoelde aanvulling van gronden, bestaande uit de in de eerste volzin van art. 359.3 Sv bedoelde weergave van inhoud van b.m. voor bewezenverklaarde (vgl. ECLI:NL:HR:2016:2026). Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/01348
Datum 1 juni 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 maart 2020, nummer 20-001566-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Kalle, advocaat te Middelburg, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het derde cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel voert aan dat het hof het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant niet zonder meer had mogen bevestigen omdat daarin ten onrechte is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) hoewel in hoger beroep vrijspraak is bepleit.
2.2.1
De politierechter heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat zij:
“op 1 oktober 2017 te Vlissingen, een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige of verstikkende of weerloosmakende of traanverwekkende stoffen van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.”
2.2.2
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“De verdediging komt daarom tot het oordeel dat het resultaat dat door dit verzuim is verkregen, te weten de in de inleiding genoemde aangetroffen goederen, niet mag bijdragen aan het bewijs.
Dit betekent dat het bewijsmateriaal dat is aangetroffen bij de doorzoeking van het bewijs uitgesloten dient te worden. Nu er voor het overige onvoldoende wettig bewijs is voor het ten laste gelegde, dient verdachte te worden vrijgesproken. Zo ook rechtbank Midden Nederland RBMNE:2016:589.”
2.2.3
Het hof heeft het vonnis bevestigd.
2.3
Artikel 359 lid 3 Sv luidt:
“De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.”
2.4
De politierechter heeft in het vonnis volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van artikel 359 Sv. De raadsman van de verdachte heeft bij de behandeling van de zaak in hoger beroep vrijspraak bepleit. Uit de bewoordingen van artikel 359 lid 3 Sv volgt dat deze bepaling in ieder geval geen toepassing kan vinden als door of namens de verdachte op de terechtzitting vrijspraak is bepleit. Daarom had het hof het vonnis alleen mogen bevestigen met de in artikel 423 lid 1 Sv bedoelde aanvulling van gronden, bestaande uit de in de eerste volzin van het derde lid van artikel 359 Sv bedoelde weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen voor het bewezenverklaarde. (Vgl. HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026.)
2.5
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het eerste en het tweede cassatiemiddel niet nodig.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2021.
Conclusie 06‑04‑2021
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Art. 359.3 Sv. Hof heeft mondeling vonnis van de politierechter bevestigd zonder aanvulling met de uitgewerkte bewijsmiddelen, terwijl in hoger beroep namens de verdachte vrijspraak is bepleit. Conclusie strekt tot vernietiging en terugwijzing.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/01348
Zitting 6 april 2021 (bij vervroeging)
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
hierna: de verdachte.
1. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 27 maart 20201.het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 mei 2019 bevestigd, waarbij de verdachte vanwege “handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie” schuldig is verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. M. Kalle, advocaat te Middelburg, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
3. Ik begin met de bespreking van het derde middel dat de klacht bevat dat het hof het vonnis van de politierechter heeft bevestigd zonder daarbij de bewijsmiddelen te vermelden.
4. In HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026, is daarover het volgende overwogen:
“2.3.1. Op grond van art. 423, eerste lid, Sv is zowel de meervoudige als de enkelvoudige kamer van het hof bevoegd een in eerste aanleg gewezen vonnis te bevestigen. Dit geldt ook indien het een mondeling vonnis betreft dat in het proces-verbaal van de terechtzitting is aangetekend op de wijze als in de Regeling bepaald. De bevoegdheid om zo een mondeling vonnis te bevestigen is niet beperkt tot het geval als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv (bekennende verdachte).
2.3.2. Indien die aantekening mondeling vonnis wat betreft de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen - in overeenstemming met de Regeling - verwijst naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken, is de meervoudige kamer van het hof in geval van bevestiging van het vonnis in beginsel niet gehouden de inhoud van die stukken (alsnog) in zijn arrest op te nemen. Gelet op het bepaalde in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv lijdt dit evenwel uitzondering indien ter terechtzitting van de meervoudige kamer in hoger beroep door de verdachte anders - dat wil zeggen: niet in bekennende zin - is verklaard of door zijn raadsman vrijspraak is bepleit. In dat geval dient bevestiging te geschieden met aanvulling van gronden, dus met opneming van de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in het arrest. Dat houdt in dat de feiten of omstandigheden die redengevend zijn geacht voor de bewezenverklaring, moeten zijn vervat in de door het hof gebezigde en in zijn arrest weergegeven bewijsmiddelen. Indien zij niet in die bewijsmiddelen zijn vermeld, moet het hof met voldoende mate van nauwkeurigheid (a) die feiten of omstandigheden aanduiden, en (b) het wettige bewijsmiddel of de wettige bewijsmiddelen aangeven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend.”2.
5. Volgens de pleitnotities van de verdediging, die zijn gehecht aan het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 13 maart 2020, is in hoger beroep namens de verdachte vrijspraak bepleit. Het hof heeft echter het vonnis in eerste aanleg bevestigd zonder aanvulling van gronden, dus zonder opname van de uitgewerkte inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen.3.
6. Het middel slaagt.
7. Nu mijn conclusie ten aanzien van het derde middel meebrengt dat de zaak dient te worden teruggewezen naar het hof, laat ik een bespreking van het eerste en tweede middel achterwege. Mocht de Hoge Raad anders oordelen over het derde middel, dan ben ik uiteraard tot nader concluderen bereid.
8. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die aanleiding geven tot vernietiging van de bestreden uitspraak.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑04‑2021
Zie HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026, NJ 2017/128 m.nt. P. Mevis.
In art. 359, derde lid, Sv wordt niet onderscheiden naar de grond waarop die vrijspraak is bepleit. Zie HR 26 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3686, NJ 2009/260.