Einde inhoudsopgave
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 35 Arbeidsplaatsvoorzieningen en voorzieningen ter ondersteuning van toeleiding naar arbeid
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-05-2023, Stb. 2023, 168 (uitgifte: 23-05-2023, kamerstukken: 35335)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-2023, Stb. 2023, 247 (uitgifte: 07-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Re-integratie
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verplichtingen
1.
Het UWV kan aan de persoon met een naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperking, en die arbeid in dienstbetrekking verricht of die arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten doch niet werkzaam is of zal zijn als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, of die scholing of opleiding in het kader van de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces volgt of gaat volgen of arbeid op een proefplaats verricht of gaat verrichten, met uitzondering van de persoon die werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, op aanvraag voorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid, het volgen van de scholing of opleiding of het verrichten van arbeid op die proefplaats.
2.
Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend verstaan:
- a.
vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn werkplek of opleidingslocatie kan bereiken;
- b.
intermediaire activiteiten ten behoeve van personen met een visuele, auditieve of motorische handicap;
- c.
meeneembare voorzieningen ten behoeve van de inrichting van de arbeidsplaats, de productie- en werkmethoden, de inrichting van de opleidingsplaats of de proefplaats en de bij de arbeid of opleiding te gebruiken hulpmiddelen, die in overwegende mate op het individu van de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn afgestemd; en
- d.
noodzakelijke persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan de persoon opgedragen taken, indien die ondersteuning een compensatie vormt voor zijn beperkingen.
3.
Het UWV kan aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, op aanvraag vervoersvoorzieningen toekennen die strekken tot verbetering van zijn leefomstandigheden en die deel uitmaken van dan wel rechtstreeks samenhangen met voorzieningen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.
4.
Dit artikel is niet van toepassing op de persoon:
- a.
die recht heeft op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
- b.
voor zover voor diens ondersteuning bij arbeidsinschakeling op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet het college van burgemeester en wethouders zorg draagt of onmiddellijk voorafgaande aan een dienstbetrekking zorg droeg tot het moment dat het inkomen uit de arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon per uur, vermenigvuldigd met de arbeidsduur welke in overeenkomstige dienstbetrekkingen in de regel geacht wordt een volledige dienstbetrekking te vormen bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.