NJB 2018/417:Inzet infiltranten en tallon-criterium art. 126h Sv: de inzet van infiltranten is niet toelaatbaar indien hierdoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak wordt tekortgedaan. Daarvan is sprake ingeval de verdachte door een opsporingsambtenaar dan wel door een persoon voor wiens handelen de politie of het openbaar ministerie verantwoordelijk is, is gebracht tot het begaan van het strafbare feit waarvoor hij wordt vervolgd, terwijl zijn opzet tevoren niet reeds daarop was gericht. In zijn algemeenheid onjuist is echter de opvatting dat de inzet van infiltranten uitsluitend toelaatbaar is als de verdachte reeds een begin heeft gemaakt met de gedragingen die hem (uiteindelijk) worden verweten. Ook uit de rechtspraak van het EHRM volgt dit niet. In casu kon het hof oordelen dat de verdachte ‘niet tot handelingen is gebracht waarop zijn opzet niet al tevoren was gericht’