Rb. Den Haag, 17-07-2020, nr. NL20.12435
ECLI:NL:RBDHA:2020:6795
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
17-07-2020
- Zaaknummer
NL20.12435
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:6795, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 17‑07‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 17‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, afwijkende beslistermijn, artikel 8:55d, derde lid, van de Awb, bovengrens 21 maanden, artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.12435
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: F. el Benaissati ).
Procesverloop
Op 15 juni 2020 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit
op haar aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als
bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Overwegingen
1. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit wordt gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter, indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt.
Op grond van het tweede lid, voor zover hier van belang, verbindt de bestuursrechter aan zijn uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
Op grond van het derde lid, voor zover hier van belang, kan de bestuursrechter in bijzondere gevallen een andere termijn bepalen.
2. Eiseres heeft verweerder eerst op 13 november 2019 en vervolgens op
24 februari 2020 in gebreke gesteld. Verweerder heeft erkend dat de beslistermijn is overschreden.
3. De rechtbank heeft bij brief van 15 juni 2020 aan verweerder gevraagd om alle stukken in te dienen die op de zaak betrekking hebben en om een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft bij brief van 19 juni 2020 uitgebreid verweer gevoerd.
3.1.
In die brief heeft verweerder het primaire standpunt ingenomen dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Alhoewel het beroep terecht is ingesteld, is door het coronavirus sprake van een uitzonderlijke, onzekere situatie. De rechtbank kan door de genomen maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus nu niet bepalen wat een redelijke termijn is voor het nemen van een besluit op de onderhavige asielaanvraag, aldus verweerder. Het opleggen van een beslistermijn en een dwangsom is gelet op de genoemde uitzonderlijke situatie, de achterstanden en het tekort aan personeel bij de IND in strijd met de geest van de Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen.
Verweerder heeft het subsidiaire standpunt ingenomen dat gelet op alle omstandigheden een haalbare en realistische maatwerkvoorziening of -termijn moet worden opgelegd. Daarnaast verzoekt verweerder de rechtbank om een termijn van zestien weken op te leggen voor het starten van de AA-procedure. Volgens verweerder is sprake van een situatie van overmacht, waardoor met de oplegging van een dwangsom het beoogde effect, te weten tijdig beslissen, niet kan worden bereikt. Verweerder verzoekt daarom om een rechterlijke dwangsom van maximaal € 50,- per dag.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de wettelijke beslistermijn op de asielaanvraag van eiseres heeft beslist. Naar het oordeel van de rechtbank laat de uitbraak van het coronavirus onverlet dat verweerder in gebreke is tijdig een beslissing op de asielaanvraag van eiseres te nemen. Voor ontvankelijkheid van een beroep niet tijdig beslissen gelden alleen de vereisten van artikel 6:12 van de Awb. Nu verweerder tot op heden geen beslissing op de asielaanvraag heeft genomen, eiseres verweerder in gebreke heeft gesteld en zij (meer dan) twee weken daarna beroep heeft ingesteld, is aan de vereisten van dat artikel voldaan. De rechtbank zal het beroep kennelijk gegrond verklaren.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat alleen een aanmeldgehoor heeft plaatsgevonden en overweegt dat, gelet op de verhoogde instroom en de capaciteitsproblemen bij verweerder en de problemen door de coronacrisis sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. De rechtbank zal daarom een afwijkende beslistermijn bepalen.
5.2.
In asielzaken houdt de rechter er rekening mee dat verweerder aanvragen binnen een redelijke termijn moet hebben behandeld. Dit aspect van behoorlijk bestuur is een algemeen beginsel van het Unierecht waaraan de rechter toetst (arrest van het Hof van Justitie van 8 mei 2014, H.N., ECLI:EU:C:2014:302, punten 49, 50 en 56). Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn verplicht lidstaten procedures in elk geval uiterlijk binnen 21 maanden af te ronden. De rechter stelt dus geen onnodig lange nadere termijn en neemt in ieder geval de bovengrens van 21 maanden in acht. In dit verband verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres haar asielaanvraag heeft ingediend op 4 december 2018. De bovengrens van 21 maanden, waarbinnen verweerder de asielaanvraag moet hebben behandeld, zal zijn bereikt op 4 september 2020. De rechtbank zal bepalen dat verweerder uiterlijk op 3 september 2020 op de asielaanvraag van eiseres dient te beslissen, dat is over 7 weken. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor verweerder om op zorgvuldige wijze binnen deze termijn een beslissing op de asielaanvraag van eiseres te nemen.
6. De rechtbank ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij deze termijn overschrijdt. De rechtbank stelt de hoogte van deze dwangsom vast op € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-.
7. Voorts ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank stelt de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 0,5).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag van eiseres;
- draagt verweerder op uiterlijk op 3 september 2020 alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag, voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 262,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. H.L. de Vries, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.