Ondernemingsrecht 2021/132
Ter succesvolle ontzenuwing van het vermoeden van art. 2:248 lid 2 BW dat kennelijk onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest, is het mogelijk een interne andere oorzaak van het faillissement aan te wijzen.
HR 09-07-2021, ECLI:NL:HR:2021:1099, m.nt. mr. O. Oost
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 juli 2021
- Zaaknummer
19/05871
- Noot
mr. O. Oost
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS490762:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1099, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑07‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1012, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑12‑2019
Essentie
Ter succesvolle ontzenuwing van het vermoeden van art. 2:248 lid 2 BW dat kennelijk onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest, is het mogelijk een interne andere oorzaak van het faillissement aan te wijzen.
Partij(en)
Mobile Services BV
Uitspraak
1. Feiten
De curator in het faillissement van Mobile Services BV heeft drie (indirect) bestuurders van die vennootschap aangesproken met een beroep op art. 2:248 lid 2 BW.1 Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de administratieplicht van art. 2:10 BW is geschonden en dat de jaarrekening ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.