NJ 2020/224
Arbeidsrecht. Billijke vergoeding; art. 7:683 lid 3 BW; aan motivering te stellen eisen.
HR 29-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:955
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 mei 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/05362
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS203999:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:955, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1386, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑02‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑12‑2018
- Wetingang
Art. 7:683 BW
Essentie
Arbeidsrecht. Billijke vergoeding; art. 7:683 lid 3 BW; aan motivering te stellen eisen.
Samenvatting
Een op de voet van art. 7:683 lid 3 BW toe te kennen billijke vergoeding dient als een alternatief voor herstel van de arbeidsovereenkomst. Het ligt daarom in de rede dat de appelrechter bij de bepaling van de hoogte van een op de voet van die bepaling toe te kennen billijke vergoeding de gevolgen voor de werknemer van het verlies van de arbeidsovereenkomst betrekt. Daarnaast dient de appelrechter bij het vaststellen van een billijke vergoeding op de voet van art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.