Rb. 's-Hertogenbosch, 07-12-2012, nr. Awb 12 / 1418
ECLI:NL:RBSHE:2012:BY5496
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
07-12-2012
- Zaaknummer
Awb 12 / 1418
- LJN
BY5496
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2012:BY5496, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 07‑12‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2014:610
Uitspraak 07‑12‑2012
Inhoudsindicatie
Gemeentewet. Geheimhouding. Wet openbaarheid van bestuur. Rechterlijke toetsing. Zelf in de zaak voorzien. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Oedenrode heeft met toepassing van artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding opgelegd op de conceptnotitie gemeentelijk accommodatiebeleid. De wijze waarop verweerder van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt kan de rechter slechts terughoudend toetsen. Anders dan verweerder onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 11 september 2002 (LJN: AE7453) en de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 3 april 2003 (LJN: AF7010) heeft bepleit, staat het opleggen van de geheimhouding een inhoudelijke – rechterlijke – toetsing van de door verweerder aan dat besluit ten grondslag gelegde belangen zoals genoemd in de Wob niet in de weg. Deze uitspraken hebben betrekking op afwijzingen van verzoeken om openbaarmaking op grond van de Wob van documenten ten aanzien waarvan een geheimhoudingsplicht was opgelegd. In deze zaak is niet de afwijzing van een verzoek op grond van de Wob aan de orde, maar het opleggen van de geheimhouding als zodanig. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aan de geheimhouding ten grondslag gelegde belangen niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en het besluit tot geheimhouding te herroepen. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat, zoals ter zitting van de rechtbank duidelijk is geworden, er voor het opleggen van de geheimhouding geen andere dan de hiervoor genoemde argumenten bestaan en dat die argumenten, gezien het voorgaande, geen standhouden. Verweerder heeft de geheimhouding dan ook in redelijkheid niet kunnen opleggen.
Partij(en)
RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 12/1418
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 december 2012 in de zaak tussen
[eiser], te Sint-Oedenrode, eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Oedenrode, verweerder,
(gemachtigde: mr. T.T.M. Linotte-de Louw).
Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder met toepassing van artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding opgelegd op de conceptnotitie gemeentelijk accommodatiebeleid met bijlagen (conceptnotitie).
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 april 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder beslist op het bezwaarschrift.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2012. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
- 1.
Eiser is lid van de gemeenteraad van de gemeente Sint-Oedenrode. De conceptnotitie is aan de leden van de gemeenteraad verzonden.
- 2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de met toepassing van artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet opgelegde geheimhouding op de conceptnotitie gehandhaafd. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd de in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en tweede lid, aanhef en onder b en f, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) genoemde belangen.
- 3.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder de geheimhouding ten onrechte heeft opgelegd,
– kort gezegd – omdat de door verweerder aan de geheimhouding ten grondslag gelegde belangen hier niet aan de orde zijn.
- 4.
Ingevolge artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet kan, voor zover hier relevant, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wob, de geheimhouding worden opgelegd door het college en de burgemeester ten aanzien van stukken die hij aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
- 5.
De rechtbank stelt voorop dat het opleggen van een dergelijke geheimhoudingsplicht een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 26 oktober 2005, LJN: AU5002). Artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet kent verweerder ter zake een discretionaire bevoegdheid toe. De wijze waarop verweerder van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt kan de rechter slechts terughoudend toetsen. Anders dan verweerder onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van
11 september 2002 (LJN: AE7453) en de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 3 april 2003 (LJN:AF7010) heeft bepleit, staat het opleggen van de geheimhouding een inhoudelijke – rechterlijke – toetsing van de door verweerder aan dat besluit ten grondslag gelegde belangen zoals genoemd in de Wob niet in de weg. Deze uitspraken hebben betrekking op afwijzingen van verzoeken om openbaarmaking op grond van de Wob van documenten ten aanzien waarvan een geheimhoudingsplicht was opgelegd. In deze zaak is niet de afwijzing van een verzoek op grond van de Wob aan de orde, maar het opleggen van de geheimhouding als zodanig.
- 6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aan de geheimhouding ten grondslag gelegde belangen niet deugdelijk gemotiveerd. Verweerder heeft gesteld dat de conceptnotitie bedrijfs- en fabricagegegevens bevat die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan verweerder zijn meegedeeld (artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob). In het bestreden besluit, noch ter zitting van de rechtbank heeft verweerder duidelijk gemaakt om welke gegevens het precies gaat en waarom deze vertrouwelijk zijn. Over de in de conceptnotitie vermelde financiële informatie van instellingen (waarvan onduidelijk is of deze informatie vertrouwelijk is meegedeeld), moet worden geoordeeld dat deze informatie een algemeen karakter heeft, terwijl eiser onweersproken heeft uiteengezet dat deze informatie reeds openbaar was op het moment van het opleggen van de geheimhouding. Verweerder heeft in het bestreden besluit voorts gewezen op zijn economische belangen (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob), maar heeft in het bestreden besluit, noch ter zitting van de rechtbank duidelijk gemaakt op welke wijze de in de conceptnotitie vervatte informatie haar economische belangen zou kunnen schaden. Verder heeft verweerder onder verwijzing naar artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wob gewezen op het belang dat de in de conceptnotitie genoemde instellingen erbij hebben om als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie. Verweerder miskent echter dat die instellingen niet de geadresseerden van de conceptnotitie zijn. Reeds om die reden kan dit gestelde belang niet relevant zijn in deze beoordeling. De stelling van verweerder dat de conceptnotitie maatschappelijke onrust teweeg kan brengen, terwijl op voorhand niet duidelijk is of verweerder de in die conceptnotitie gekozen richting op wil, kan niet worden herleid tot de belangen genoemd in de Wob. Aan die belangen kan dan ook niet de waarde worden toegekend die verweerder daaraan gehecht wenst te zien.
- 7.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
- 8.
De rechtbank ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en het besluit tot geheimhouding (het primaire besluit) te herroepen. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat, zoals ter zitting van de rechtbank duidelijk is geworden, er voor het opleggen van de geheimhouding geen andere dan de hiervoor genoemde argumenten bestaan en dat die argumenten, gezien het voorgaande, geen standhouden. Verweerder heeft de geheimhouding dan ook in redelijkheid niet kunnen opleggen.
- 9.
De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
- 10.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt het bestreden besluit;
- -
herroept het besluit tot oplegging van de geheimhouding op de conceptnotitie (het primaire besluit);
- -
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- -
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 156,00 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, voorzitter, en mr. D.J. Hutten en
mr. H.M.H. de Koning, leden, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.