Vgl. HR 19 december 2006, LJN: AZ1660, RvdW 2007, 56. In die zaak bleek een tijdsverloop van twee dagen sinds de aanvang van de detentie onvoldoende voor juiste registratie in de Verwijsindex Personen. In het voorliggende geval was een periode van zeven dagen wel voldoende.
HR, 20-04-2010, nr. S 08/04613
ECLI:NL:PHR:2010:BM3971
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-04-2010
- Zaaknummer
S 08/04613
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BM3971
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2010:BM3971, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑04‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BM3971
Conclusie 20‑04‑2010
Mr. Vegter
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft verdachte op 7 februari 2008 ter zake van overtreding van het bij artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening 1994 Amsterdam bepaalde veroordeeld tot een geldboete van €60 (zestig euro), te vervangen door 1 (één) dag hechtenis.
2.
Verdachte heeft cassatie ingesteld. Mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3.
Het middel bevat de klacht dat ten onrechte verstek tegen verzoeker is verleend, aangezien verzoeker — anders dan het Hof veronderstelde — ten tijde van de terechtzitting in hoger beroep in Nederland gedetineerd was.
4.
De stukken van het geding houden, voor zover hier van belang, het volgende in:
- (i)
Een akte instellen rechtsmiddel van 20 augustus 2007 houdt in dat de verdachte hoger beroep instelt tegen het vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Amsterdam van 3 april 2007; de akte houdt tevens in ‘wonende te [a-straat 1], [0000 AA], [plaats] en houdt voorts in dat verdachte op dat moment gedetineerd is.
- (ii)
Een akte van uitreiking — gehecht aan het dubbel van de appeldagvaarding — houdt in dat na vergeefse aanbieding van die dagvaarding op 13 december 2007 op het GBA-adres van de verdachte [a-straat 1], [0000 AA], de postbode de dagvaarding op 13 december 2007 heeft teruggezonden aan de afzender. Voorts heeft op 21 december 2007 uitreiking aan de griffier plaatsgevonden en op dezelfde datum is een afschrift van de appeldagvaarding verzonden aan hetzelfde GBA-adres van de verdachte.
- (iii)
Blijkens een aan het dubbel van de appeldagvaarding gehecht formulier is op de dagen van het uitreiken van de dagvaarding gecontroleerd of verdachte in een Nederlandse penitentiaire inrichting verbleef, hetgeen niet het geval bleek te zijn. Voorts blijkt uit dat formulier dat op drie dagen voor de zitting en op de dag van de zitting door middel van geautomatiseerde informatiesystemen is gecontroleerd of verdachte in een Nederlandse penitentiaire inrichting verbleef, hetgeen het geval bleek te zijn.
- (iv)
Op de terechtzitting van het Hof van 7 februari 2008 is, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, verdachte noch zijn raadsvrouwe verschenen.
- (v)
Het proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep van 7 februari 2008 houdt onder meer het volgende in:
‘De advocaat-generaal legt over een formulier waaruit blijkt dat zowel op de datum van het uitreiken van de dagvaarding als op drie dagen voor de zitting van heden en heden door middel van geautomatiseerde informatiesystemen (VIP) is gecontroleerd of verdachte in een Nederlandse penitentiaire inrichting verbleef, hetgeen niet het geval bleek te zijn.
Op de vordering van de advocaat-generaal verleent het gerechtshof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voorgegaan.’
- (vi)
Het extract van het bestreden arrest opgemaakt door de griffier houdt onder meer het volgende in:
‘(…) verdachte (…) thans uit andere hoofde gedetineerd in Huis van Bewaring Havenstraat te Amsterdam.’
5.
Aan de schriftuur is het volgende stuk gehecht:
Een bewijs van detentie van de PI Amsterdam, Locatie Havenstraat, waaruit valt op te maken dat verdachte in de periode van 28 januari 2008 tot en met 12 februari 2008 gedetineerd was.
6.
Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep van 7 februari 2008 op wettige wijze is betekend, wordt in cassatie niet bestreden.
Uit het aan het dubbel van de appeldagvaarding gehechte formulier, hiervoor weergeven onder 4 onder (iii), moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd, zodat de in 4 onder (v) weergegeven mededeling van de Advocaat-Generaal ter terechtzitting onjuist was. Dit maak ik tevens op uit zowel het extract van het bestreden arrest, hiervoor weergegeven onder 4 onder (vi), als het bewijs van detentie dat in cassatie is overgelegd, hiervoor weergegeven onder 5 — aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet kan worden getwijfeld. Mij ontgaat het waarom hier niet alleen door de AG ter zitting op basis van de registratie in de Verwijsindex personen (VIPS) dat verdachte gedetineerd was gezegd is dat hij dat niet was, terwijl het Hof ook na overlegging van dat formulier niet heeft geconstateerd dat verdachte wel gedetineerd was.
In aanmerking genomen het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, brengt het vorenoverwogene mee dat de verdachte de mogelijkheid dient te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen.1.
7.
Het middel is dus terecht voorgesteld.
8.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugverwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑04‑2010