Einde inhoudsopgave
Algemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel 4 [Woon- en vestigingsplaats]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
16-10-2013, Stb. 2013, 413 (uitgifte: 25-10-2013, kamerstukken: 33637)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-10-2013, Stb. 2013, 413 (uitgifte: 25-10-2013, kamerstukken: 33637)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Woon- en vestigingsplaats
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Beleggingsinstelling
1.
Waar iemand woont en waar een lichaam gevestigd is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid worden schepen en luchtvaartuigen welke in Nederland hun thuishaven hebben, ten opzichte van de bemanning als deel van Nederland beschouwd.
3.
Voor de toepassing van de wettelijke bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 2009/133/EG van de Raad van 19 oktober 2009 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat (PbEU 2009, L 310), Richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PbEU 2011, L 345) of Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (PbEU 2003, L 157) wordt, in afwijking in zoverre van het eerste lid en voor zover dat voortvloeit uit de genoemde richtlijnen, een lichaam geacht te zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie indien dat lichaam volgens de fiscale wetgeving van die lidstaat aldaar is gevestigd.
4.
Een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 2009/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PbEU 2009, L 302), wordt geacht te zijn gevestigd in de lidstaat of staat waarvan de bevoegde autoriteit de instelling overeenkomstig artikel 5 van die richtlijn heeft toegelaten.
5.
Een alternatieve beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel k, van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174) wordt geacht te zijn gevestigd in de lidstaat van herkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel p, van die richtlijn, indien:
- a.
het lichaam is opgericht of aangegaan naar het recht van die lidstaat, en
- b.
het doel en de feitelijke werkzaamheid van het lichaam uitsluitend bestaan in het beleggen van vermogen, bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.