Einde inhoudsopgave
Algemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel 2 [Begripsbepalingen]
Geldend
Geldend van 31-12-2023 tot 01-01-2025
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31-12-2023.
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 510 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36369)
- Inwerkingtreding
31-12-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 510 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36369)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
1.
Deze wet verstaat onder:
- a.
belastingwet: zowel deze wet als andere wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de onder artikel 1 vallende belastingen;
- b.
lichamen: verenigingen en andere rechtspersonen, maat- en vennootschappen, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens.
2
Waar in de belastingwet wordt gesproken:
- a.
van vereniging, is daaronder begrepen de samenwerkingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid die met een vereniging maatschappelijk gelijk kan worden gesteld;
- b.
met betrekking tot een lichaam van bestuurder, zijn daaronder begrepen de beherende vennoot van een maat- of vennootschap en de binnenlandse vertegenwoordiger van een niet in Nederland gevestigd lichaam, alsmede in geval van ontbinding hij die met de vereffening is belast;
- c.
van Mogendheid, wordt daaronder mede begrepen een daarmee gelijk te stellen bestuurlijke eenheid;
- d.
van staat, wordt daaronder mede begrepen Mogendheid;
- e.
van verdrag, wordt daaronder mede begrepen een regeling ter voorkoming van dubbele belasting die is overeengekomen met een in onderdeel c bedoelde bestuurlijke eenheid, alsmede een regeling ter voorkoming van dubbele belasting die is getroffen voor de relatie met een of meer landen binnen het Koninkrijk;
- f.
van regeling ter voorkoming van dubbele belasting, wordt daaronder mede begrepen regelen ter voorkoming van dubbele belasting die zijn overeengekomen met een in onderdeel c bedoelde bestuurlijke eenheid.
3
De belastingwet verstaat onder:
- a.
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
- b.
directeur, inspecteur of ontvanger: de functionaris die als zodanig bij ministeriële regeling is aangewezen;
- c.
open commanditaire vennootschap: de commanditaire vennootschap waarbij, buiten het geval van vererving of legaat, toetreding of vervanging van commanditaire vennoten kan plaats hebben zonder toestemming van alle vennoten, beherende zowel als commanditaire;
- d
- 1°
Koninkrijk: Koninkrijk der Nederlanden;
- 2°
Rijk: het land Nederland, zijnde Nederland en de BES eilanden;
- 3°
Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk, met dien verstande dat voor de heffing van de inkomstenbelasting, de loonbelasting, de vennootschapsbelasting, de assurantiebelasting en de minimumbelasting Nederland tevens omvat de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voorzover deze grenst aan de territoriale zee in Nederland;
- 4°
BES eilanden: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met daaronder begrepen, met inachtneming van de Rijkswet tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire en tussen Sint Maarten en Saba, het buiten de territoriale zee van de BES eilanden gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk daar op grond van het internationale recht ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op, of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen in dat gebied;
- e.
belastingaanslag: de voorlopige aanslag, de aanslag, de navorderingsaanslag en de naheffingsaanslag, alsmede de voorlopige conserverende aanslag, de conserverende aanslag en de conserverende navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting, de schenk- en erfbelasting;
- f.
aandeel: mede de deelgerechtigdheid van een commanditaire vennoot in een open commanditaire vennootschap en het stemrecht, kapitaalbelang of winstrecht in een lichaam als bedoeld in artikel 2, twaalfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, indien de houder van het stemrecht, kapitaalbelang of winstrecht woonachtig of gevestigd is in een staat die dat lichaam als een belastingplichtige voor een naar de winst geheven belasting beschouwt;
- g.
Douanewetboek van de Unie: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
- h.
Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie: Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2015, L 343);
- ha.
Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2015, L 343);
- i.
kind: eerstegraads bloedverwant en aanverwant in de neergaande lijn;
- j.
burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;
- k.
vennootschap: mede een lichaam als bedoeld in artikel 2, twaalfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
- l.
partner: persoon als bedoeld in artikel 5a;
- m.
algemeen nut beogende instelling: een instelling als bedoeld in artikel 5b;
- n.
culturele instelling: een instelling als bedoeld in artikel 5b, vierde lid;
- o.
sociaal belang behartigende instelling: een instelling als bedoeld in artikel 5c;
- p.
steunstichting SBBI: een stichting als bedoeld in artikel 5d.
4
Het in de belastingwet genoemde bestuur van 's Rijks belastingen wordt uitgeoefend door de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.
5.
Hetgeen bij of krachtens deze wet wordt bepaald inzake de in het derde lid, onderdeel e, bedoelde voorlopige aanslag, aanslag of navorderingsaanslag, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de in dat onderdeel bedoelde voorlopige conserverende aanslag, onderscheidenlijk conserverende aanslag of conserverende navorderingsaanslag, met dien verstande dat:
- a.
een voorlopige aanslag en in de belastingwet daartoe aangewezen voorheffingen niet worden verrekend met een conserverende aanslag en een voorlopige conserverende aanslag niet wordt verrekend met een aanslag;
- b.
een voorlopige conserverende aanslag niet wordt verrekend met een conserverende aanslag doch vervalt tegelijk met de vaststelling van de conserverende aanslag onder toerekening van het ter zake van de voorlopige conserverende aanslag verleende uitstel van betaling, de daaromtrent gestelde zekerheid, alsmede van de betalingen die op die conserverende voorlopige aanslag mochten zijn verricht, aan de conserverende aanslag.
6.
Bepalingen van de belastingwet die rechtsgevolgen verbinden aan het aangaan, het bestaan, de beëindiging of het beëindigd zijn van een huwelijk zijn van overeenkomstige toepassing op het aangaan, het bestaan, de beëindiging onderscheidenlijk het beëindigd zijn van een geregistreerd partnerschap.
7.
Voor de toepassing van de belastingwet en de daarop berustende bepalingen wordt een Europese coöperatieve vennootschap gelijkgesteld met een Europese naamloze vennootschap met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur voor de toepassing van de in die algemene maatregel van bestuur genoemde bepalingen de rechtsvorm gelijkgesteld kan worden met een coöperatie.