Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende inheemse en in stamverband levende volken in onafhankelijke landen
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 05-09-1990
- Bronpublicatie:
27-06-1989, Trb. 1996, 99 (uitgifte: 17-04-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-09-1990
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-1998, Trb. 1998, 45 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
1.
De eigendoms- en bezitsrechten van de betrokken volken ter zake van het land dat zij van oudsher bewonen, dienen te worden erkend. Bovendien moeten in daarvoor in aanmerking komende gevallen maatregelen worden getroffen om het recht van de betrokken volken op het gebruik van land dat niet alleen door hen wordt bewoond, maar waartoe zij van oudsher toegang hebben om in hun levensonderhoud te voorzien en hun traditionele activiteiten uit te oefenen, te waarborgen. In het bijzonder dient in dit verband aandacht te worden geschonken aan de situatie van nomaden en rondtrekkende boeren.
2.
Waar nodig dienen de Regeringen stappen te ondernemen om het land dat de betrokken volken van oudsher bewonen, als zodanig aan te merken en te waarborgen dat hun eigendoms- en bezitsrechten doeltreffend worden beschermd.
3.
Er dienen toereikende procedures te worden ingevoerd binnen het nationale rechtsstelsel om te beslissen over aanspraken van de betrokken volken op land.