RvdW 2020/755
Procesrecht. Onrechtmatige daad. Getuigenbewijs (art. 165 Rv); verklaring getuige onrechtmatig?; maatstaf.
HR 12-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1046
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 juni 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/00455
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS206555:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1046, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑06‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:92, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑01‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑01‑2019
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Onrechtmatige daad. Getuigenbewijs (art. 165 Rv); verklaring getuige onrechtmatig?; maatstaf.
Samenvatting
Op grond van art. 165 lid 1 Rv is een ieder die daartoe is opgeroepen, verplicht om getuigenis af te leggen. De getuige is verplicht naar waarheid te verklaren (art. 177 lid 2 Rv), en de getuigenverklaring moet betrekking hebben op aan de getuige uit eigen waarneming bekende feiten (art. 163 Rv). Tot hetgeen een getuige uit eigen waarneming bekend is, kunnen ook de indrukken behoren die bij de getuige zijn ontstaan naar aanleiding van de gebeurtenissen waarover ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.