AB 2021/68
Bestuurlijke boete (vergrijpboete). Motivering van de straftoemeting.
HR 29-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:973, m.nt. C.M. Saris
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 mei 2020
- Magistraten
Mrs. R.J. Koopman, E.N. Punt, P.M.F. van Loon, M.E. van Hilten, E.F. Faase
- Zaaknummer
18/02775
- Noot
C.M. Saris
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS254789:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Boete
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:973, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑05‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑07‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:781, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑07‑2019
- Wetingang
Art. 67f AWR
Essentie
De rechter beoordeelt of een vergrijpboete passend en geboden is gezien alle in aanmerking te nemen omstandigheden. De rechter moet een oordeel geven over de aangevoerde strafverminderende of -verzwarende factoren. De weging van die omstandigheden behoeft geen motivering.
Samenvatting
Middel 3 is gericht tegen het hiervoor in 2.2.3 weergegeven oordeel van het Hof over de hoogte van de boete. Het middel voert aan dat het Hof als strafverminderende omstandigheid in aanmerking had moeten nemen dat belanghebbende op haar eigen wijze heeft gepoogd het uiteindelijke nadeel voor de schatkist te voorkomen doordat zij ervoor heeft gezorgd dat de dochtervennootschap ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.