Bij de stukken van het geding bevindt zich een schrijven van 16 maart 2009 van mr. A.C.J. Letmaath, gericht aan de strafsector van het Gerechtshof Amsterdam, onder meer inhoudende dat hij de verdachte als ‘advocaat-gemachtigde’ zal bijstaan in deze zaak. Dit schrijven bevat als adres van mr. Letmaath een adres in Uden. Blijkens een daarop geplaatste stempel is dit schrijven op 17 maart 2009 bij het Hof ingekomen. In reactie op dit schrijven heeft de Griffier van het Hof op 17 maart 2009 een ontvangstbevestiging verzonden naar mr. Letmaath. Deze ontvangstbevestiging is evenwel verzonden naar een adres in Wageningen.
HR, 05-07-2011, nr. 10/01747
ECLI:NL:HR:2011:BQ3162
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
05-07-2011
- Zaaknummer
10/01747
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BQ3162
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ3162, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑07‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ3162
ECLI:NL:PHR:2011:BQ3162, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑04‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ3162
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑07‑2011
Inhoudsindicatie
Niet naleving van art. 51, tweede volzin, Sv. Afschrift van de dagvaarding in h.b. verzonden aan het oude kantooradres van de raadsman.
5 juli 2011
Strafkamer
nr. 10/01747
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Enkelvoudige Kamer, van 27 november 2009, nummer 23/000300-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.C.J. Letmaath, advocaat te Uden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat in hoger beroep het voorschrift van art. 51 Sv niet is nageleefd.
2.2. Bij de stukken van het geding bevinden zich de volgende stukken:
(i) een akte instellen hoger beroep, inhoudende dat de verdachte op 14 januari 2009 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar van 31 augustus 2007;
(ii) een stelbrief van mr. Letmaath, advocaat te Uden, van 16 maart 2009, gericht aan de strafsector van het Hof te Amsterdam, waarop als diens adres is vermeld: postbus 363 te Uden;
(iii) een ontvangstbevestiging van 17 maart 2009 van de Griffier van het Hof gericht aan mr. Letmaath, Dijkstraat 1 te Wageningen, inhoudende dat de brief van mr. Letmaath van 16 maart 2009 in goede orde is ontvangen.
(iv) een schrijven van 23 oktober 2009 van de Griffier van het Hof, gericht aan mr. Letmaath te Wageningen, inhoudende dat de behandeling van de strafzaak tegen de verdachte waarin hij als raadsman optreedt is vastgesteld op 27 november 2009 te 15.00 uur;
(v) de dagvaarding in hoger beroep, waarop na de woorden "Afschrift aan raadsman verstrekt op" staat geschreven:
"23/10/09".
(vi) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 27 november 2009, inhoudende dat de verdachte niet is verschenen, alsmede dat de raadsman van de verdachte, mr. Letmaath, advocaat te Uden, evenmin ter terechtzitting aanwezig is;
(vii) een schrijven van 3 maart 2010 van de voorzitter van de strafkamer van het Hof aan de raadsman, voor zover inhoudende:
"Bij navraag op de strafgriffie van dit hof heb ik vernomen dat uw verhuizing van Wageningen naar Uden niet in de betreffende registratiesystemen is doorgevoerd en dat dit de achtergrond moet zijn van het feit dat correspondentie u niet heeft bereikt. Dit is vanzelfsprekend bijzonder vervelend en daarvoor past een excuus."
(viii) een schrijven van 19 april 2010 van de President van het Hof L. Verheij, aan de raadsman, voor zover inhoudende:
"Naar aanleiding van uw klacht brief d.d. 5 maart 2010 heeft op mijn verzoek intern onderzoek plaatsgevonden. Daarbij is gebleken dat in deze zaak bij herhaling ten onrechte brieven zijn verstuurd naar een oud kantooradres van mr. Letmaath (Wageningen).
Dit adres stond (nog steeds) vermeld in het primaire processysteem van de administratie van de strafsector en tevens van het Ressortsparket.
Naar ik heb begrepen waren daarbij de werkinstructies van dien aard dat bij opvolging van die instructies de fout niet werd ontdekt.
Inmiddels wordt de werkinstructie aangepast, maar voor deze zaak heeft te gelden dat afhandeling van uw stelbrief niet correct heeft plaatsgevonden. Het gaat hier om een tekortkoming die is toe te schrijven aan de organisatie (in het bijzonder de administratie van de strafsector) en in ieder geval niet aan mr. Dun.
(...)
Ten behoeve van die cassatieprocedure zal deze brief aan het naar de Hoge Raad te sturen dossier worden toegevoegd."
2.3. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat het voorschrift vervat in de tweede volzin van art. 51 Sv niet is nageleefd.
Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis dat, al is dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg te staan.
Voor zover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 5 juli 2011.
Conclusie 05‑04‑2011
Mr. Vegter
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te Amsterdam (enkelvoudige kamer) heeft de verdachte bij arrest van 27 november 2009 ter zake van ‘mishandeling’ bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren alsmede een geldboete van € 300,00 (driehonderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 (zes) dagen.
2.
Verdachte heeft cassatie ingesteld en namens hem heeft mr. A.C.J..Letmaath, advocaat te Uden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel houdt in de kern in dat artikel 51 Sv niet is nageleefd nu de raadsman in hoger beroep geen afschrift van de dagvaarding is toegezonden.
4.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van de griffier van het Hof Amsterdam met als kenmerk het parketnummer van de onderhavige zaak aan mr. Letmaath gedateerd 23 oktober 2009. Deze brief houdt voor zover van belang in :‘ De behandeling van de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen [verdachte] waarin u als raadsman/ raadsvrouwe optreedt is vastgesteld op 27 november 2009 te 15:00 uur. ’ Als adres van mr. Letmaath is vermeld: Dijkstraat 1 6701 CH Wageningen. Op de zich in het dossier bevindende dagvaarding in hoger beroep staat na de woorden ‘Afschrift aan de raadsman verstrekt’ met de hand geschreven: 23/10/09. Het proces-verbaal van de zitting van het Hof van 27 november 2009 vermeldt dat zowel de verdachte als de raadsman van verdachte, mr. A.C.J. Letmaath, advocaat te Uden, niet ter terechtzitting aanwezig zijn.1.
5.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van de raadsheer die het arrest heeft gewezen van 3 maart 20102. met als kenmerk het ressortsparketnummer van de onderhavige zaak en als antwoord op een brief van mr. Letmaath van 12 februari 2010. Deze brief houdt voor zover van belang het volgende in: ‘ Bij navraag op de strafgriffie van dit hof heb ik vernomen dat uw verhuizing van Wageningen naar Uden niet in de betreffende registratiesystemen is doorgevoerd en dat dit de achtergrond moet zijn van het feit dat de correspondentie u niet heeft bereikt. Dat is vanzelfsprekende bijzonder vervelend en daarvoor past excuus.’
Voorts is aan de schriftuur een brief van de president van het Hof Amsterdam gehecht gedateerd 19 april 2010. Deze brief houdt voor zover van belang het volgende in: ‘Naar aanleiding van uw klachtbrief d.d. 5 maart 2010 heeft op mijn verzoek intern onderzoek plaatsgevonden. Daarbij is gebleken dat in deze zaak bij herhaling ten onrechte brieven zijn verstuurd naar een oud kantooradres van mr. Lemaath (Wageningen). Dit adres stond (nog steeds) vermeld in het primaire processysteem van de administratie van de strafsector en tevens van het Ressortsparket. Naar ik heb begrepen waren daarbij de werkinstructies van dien aard dat bij opvolging van die instructies de fout niet werd ontdekt. Inmiddels wordt de werkinstructie aangepast, maar voor deze zaak heeft te gelden dat de afhandeling van de stelbrief niet correct heeft plaatsgevonden. (…) Het gaat hier om een tekortkoming die is toe te schrijven aan de organisatie (in het bijzonder de administratie van de strafsector) (…). ’
6.
Uit hetgeen onder 4 en 5 hierboven is vermeld moet worden afgeleid dat aan mr. Letmaath als raadsman van de verdachte door een tekortkoming van de strafgriffie van het Hof op een onjuist adres een afschrift van de dagvaarding is toegezonden. Dit betekent dat het voorschrift van artikel 51, tweede volzin, Sv niet is nageleefd. Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis, dat, al wordt dat niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg te staan.3.
Het middel is dus op goede grond voorgesteld. Zoals ik onder 3 aangaf is dit de kern van het middel en indien uw Raad het wenselijk acht dat andere deelklachten alsnog worden besproken, houd ik mij daarvoor gereed.
7.
Het middel slaagt.
8.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest behoren te leiden.
9.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof Amsterdam teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑04‑2011
De raadsman was er kennelijk op dat moment van op de hoogte dat er arrest was gewezen. Het beroep in cassatie is door verdachte ingesteld op 23 maart 2010. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat verdachte eerder dan op 16 maart 2010 op de hoogte was van het tegen hem gewezen arrest. Op die datum is de mededeling uitspraak aan een schriftelijk gemachtigde van de verdachte uitgereikt op het postkantoor.
Zie HR 8 maart 2011, LJN: BO6743.