Einde inhoudsopgave
Wet ter Bescherming Koopvaardij
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2022
- Bronpublicatie:
15-05-2019, Stb. 2019, 186 (uitgifte: 07-06-2019, kamerstukken: 34558)
- Inwerkingtreding
01-02-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2021, Stb. 2022, 3 (uitgifte: 04-01-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Het particulier maritiem beveiligingspersoneel is bevoegd bij dreigend gevaar van piraterij de aangewezen geweldsmiddelen ter hand te nemen, op te stellen en dreigend te tonen.
2.
Het particulier maritiem beveiligingspersoneel is bevoegd geweld aan te wenden en daarbij gebruik te maken van de aangewezen geweldsmiddelen, voor zover dat noodzakelijk is ter afwending van dreigend gevaar van piraterij en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt.
3.
Het particulier maritiem beveiligingspersoneel onthoudt zich van geweld gericht op het toebrengen van dodelijk letsel.
4.
Het gebruik van geweld dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn.
5.
Aan het gebruik van geweld gaat een waarschuwing vooraf, tenzij de omstandigheden een waarschuwing niet toelaten.
6.
Het particulier maritiem beveiligingspersoneel gebruikt geen geweld dan na opdracht van de teamleider, tenzij deze opdracht redelijkerwijs niet kan worden afgewacht.
7.
De teamleider geeft geen opdracht tot het gebruik van geweld dan nadat hij in overleg met de kapitein heeft vastgesteld dat de beschermingsmaatregelen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, niet tot afwending van het gevaar van piraterij hebben geleid, tenzij dit overleg of de uitkomst daarvan redelijkerwijs niet kan worden afgewacht.
8.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt een geweldsinstructie voor particulier maritiem beveiligingspersoneel vastgesteld.
9.
De voordracht voor een krachtens het achtste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.