Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 810/2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode
Artikel 1 Doelstelling en werkingssfeer
Geldend
Geldend vanaf 27-12-2023
- Bronpublicatie:
22-11-2023, PbEU L 2023, 2023/2667 (uitgifte: 07-12-2023, regelingnummer: 2023/2667)
- Inwerkingtreding
27-12-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-11-2023, PbEU L 2023, 2023/2667 (uitgifte: 07-12-2023, regelingnummer: 2023/2667)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
In deze verordening worden de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.
2.
Deze verordening is van toepassing op onderdanen van derde landen die bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit dienen te zijn van een visum op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (1), zulks onverminderd:
- a)
de rechten van vrij verkeer die worden genoten door onderdanen van derde landen die gezinsleden van burgers van de Unie zijn;
- b)
de gelijkwaardige rechten die worden genoten door onderdanen van derde landen en hun gezinsleden die krachtens overeenkomsten tussen de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en deze derde landen anderzijds rechten van vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan de rechten van burgers van de Unie en hun gezinsleden.
- c)
de verblijfsrechten die in het gastland, zoals gedefinieerd in het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie(1) (het ‘EU-VK terugtrekkingsakkoord’), worden genoten door onderdanen van derde landen die familieleden zijn van onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die onder dat akkoord vallen.
3.
In deze verordening wordt tevens de lijst vastgesteld van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit dienen te zijn van een luchthaventransitvisum, als uitzondering op het beginsel van vrije doorreis als omschreven in bijlage 9 van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart, en worden de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor doorreis via de internationale transitzones van luchthavens van lidstaten.
4.
Bij de toepassing van deze verordening handelen de lidstaten met volledige inachtneming van het Unierecht, waaronder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In overeenstemming met de algemene beginselen van het Unierecht worden beslissingen over aanvragen die overeenkomstig deze verordening worden genomen, op individuele basis genomen.
Voetnoten
PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1.