De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/8.4:8.4 Samenvatting
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/8.4
8.4 Samenvatting
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS377413:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
502. Een verwijzing naar de (eisen van een) goede procesorde of rechtspleging vormt geen zelfstandig argument voor een beslissing, maar veronderstelt argumenten. Uitspraken waarbij ter motivering van de beslissing wordt volstaan met een dergelijke verwijzing zijn in feite niet gemotiveerd. Het is juist de vaststelling van wat een goede procesorde in het concrete geval inhoudt of meebrengt, die in de uitspraak nader verantwoord moet worden (par. 8.2.1).
503. Uit de onderzochte rechtspraak komen enkele belangen naar voren die de Hoge Raad met een beroep op de (eisen van een) goede procesorde beoogt te beschermen of te dienen. Het betreft het belang van een toegankelijke procedure, het belang van hoor en wederhoor, het belang van autonomie van partijen ten aanzien van de omvang van het geschil, het belang van een doelmatige en voortvarende rechtspleging, het belang van gelijke kansen voor procespartijen, het belang van een praktische, van nodeloze complicaties gespeende rechtspleging, het belang van een toereikende verantwoording van rechterlijke beslissingen, het belang van waarheidsvinding in rechte, het belang van de herstelfunctie van het hoger beroep en het belang van rechtszekerheid (par. 8.2.2-8.2.11).
504. Een beroep op de (eisen van een) goede procesorde houdt een beroep in op normen van ongeschreven procesrecht. Bij de toepassing van ongeschreven recht, zal de rechter altijd eerst de inhoud van dat recht zelf moeten vaststellen. Die toepassing vergt altijd een zekere constructie, waarbij het aankomt op een waardering en afweging van onderling conflicterende belangen die zijn betrokken bij het concrete geval. Het kan daarbij gaan om zowel belangen die behoren tot de maatschappelijke belangen die met de rechtspleging zijn gemoeid, als om individuele processuele belangen van procespartijen.
Bij de waardering en afweging van belangen is de rechter echter, gezien zijn plaats in het staatsrechtelijk bestel, niet geheel vrij. De taak om recht te spreken, brengt mee dat hij zich bij de toepassing van ongeschreven recht, en derhalve ook bij de toepassing van de eisen van een goede procesorde, richt naar hetgeen in de samenleving als recht geldt en kan gelden. De rechter dient daarom bij de vaststelling van de inhoud van het ongeschreven recht objectieve aanknopingspunten te zoeken. Die aanknopingspunten kan hij vinden in de waardering van belangen zoals die uit het reeds gepositiveerde recht spreekt, alsook in anderszins, bijvoorbeeld in de rechtsliteratuur of gedragscodes tot uitdrukking komende, in Nederland levende rechtsovertuigingen (par. 83.1).
505. Beginselen van procesrecht spelen aldus een belangrijke rol bij de vaststelling van wat een goede procesorde in het concrete geval inhoudt, maar het is niet zo dat een beroep op de goede procesorde alleen een beroep op beginselen van procesrecht kan inhouden. Het antwoord op de vraag of met een beroep op de goede procesorde wordt verwezen naar beginselen, hangt bovendien af van de vraag welke eisen als beginsel van procesrecht worden aangemerkt. Die vraag wordt sterk uiteenlopend beantwoord. Het beperkte aantal eisen dat naar de heersende opvatting tot de beginselen van het burgerlijk procesrecht behoort, volstaat in ieder geval niet ter verklaring van alle regels en beslissingen die met een beroep op de goede procesorde werden gegeven.
Op grond van de aangetroffen verwijzingen naar een goede procesorde in rechtspraak en regelgeving, bleken de volgende, deels met de bescherming van de in het vorige nummer genoemde belangen corresponderende, procesrechtelijke beginselen een rol te spelen: het beginsel van partijautonomie ten aanzien van de vraag of en waarover wordt geprocedeerd, het beginsel van een effectieve toegang tot de rechter, het beginsel van hoor en wederhoor, het beginsel van berechting binnen een redelijke termijn, het beginsel van motivering van de beslissing en het beginsel van een behandeling in twee feitelijke instanties en toetsing in cassatie. Daarnaast bleken ook meer algemene beginselen op het snijvlak van ethiek en recht, zoals het doelmatigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van bescherming van gewekt vertrouwen een rol te spelen.
Rechtsovertuigingen die relevant zijn voor de vaststelling van de inhoud van een goede procesorde, kan de rechter voorts putten uit onder meer de parlementaire geschiedenis van de procesrechtelijke wetgeving, bijvoorbeeld uit de uitgangspunten die de wetgever aan de recente herziening van het procesrecht ten grondslag heeft gelegd, uit de rechtspraak in procesrechtelijke kwesties, in het bijzonder uit toepassingen van de eisen van een goede procesorde daarbij, uit de zogenaamde topica van het (proces )recht en uit de 'verkeersopvattingen' van advocaten, in het bijzonder de voor hen geldende gedragsregels (par. 8.3.2-833).
Zelden zal het geheel van beginselen en rechtsovertuigingen waarin de rechter aanknopingspunten kan vinden voor de vaststelling van hetgeen een goede procesorde inhoudt of meebrengt overigens eenduidig zijn. Dat brengt mee dat de rechter bij de toepassing van de eisen van een goede procesorde altijd een zekere interpretatieruimte houdt. Harde 'vuistregels' die voldoende concreet zijn om met behulp daarvan in alle mogelijke gevallen, of althans in een groot deel van de gevallen, waarin het geschreven procesrecht tekortschiet, te bepalen wat een goede procesorde meebrengt, zijn niet te geven (par. 83.4).
506. Wat een goede procesorde in het concrete geval inhoudt of meebrengt, hangt uiteindelijk sterk af van de omstandigheden van het geval. Welke belangen (en daarop betrokken beginselen) de rechter bij de vaststelling van de inhoud van een goede procesorde afweegt, wordt grotendeels bepaald door de concrete omstandigheden. Als relevante omstandigheden werden in dit hoofdstuk in het bijzonder genoemd de aard van (het onderwerp van) de procedure, de omvang van de belangen die bij de ingestelde vordering of het ingediende verzoek zijn betrokken, de hoedanigheid van partijen uit hoofde van hun onderlinge verhouding, gewekt gerechtvaardigd vertrouwen bij een procespartij en de verwijtbaarheid van procesgedrag.
Aan gedragsnormen die de materieelrechtelijke verhouding tussen partijen beheersen, komt bij de vaststelling van de inhoud van een goede procesorde naar mijn mening geen zelfstandige betekenis toe. Betoogd werd dat de context van de verhouding tussen partijen door het aanhangig maken van een procedure daarvoor te sterk is gewijzigd (par. 83.5).