NJB 2016/1425
Toelaatbaarheid oplegging en uitvoering levenslange gevangenisstraf. Op zichzelf is de levenslange gevangenisstraf niet in strijd met art. 3 EVRM, ook niet indien deze ten volle wordt geëxecuteerd. Een levenslange gevangenisstraf kan echter niet worden opgelegd indien niet reeds ten tijde van de oplegging duidelijk is dat er na verloop van tijd een reële mogelijkheid tot herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf bestaat, die in de daarvoor in aanmerking komende gevallen kan leiden tot verkorting van de straf of (voorwaardelijke) invrijheidstelling. De Hoge Raad zet de voorwaarden uiteen waaraan de mogelijkheid tot herbeoordeling van de opgelegde levenslange gevangenisstraf dient te voldoen. Daarbij geldt onder meer dat de te hanteren herbeoordelingscriteria niet zo stringent mogen zijn dat vrijlating alleen is toegelaten bij een ernstige ziekte of een ander fysiek beletsel, dan wel bij het bereiken van een hoge leeftijd. Uitgangspunt is ook dat de herbeoordeling na niet meer dan 25 jaar na oplegging van de levenslange gevangenisstraf plaatsvindt en dat na die termijn periodiek de mogelijkheid van herbeoordeling wordt geboden. Gezien de thans bestaande feitelijke mogelijkheden van de bestaande gratieprocedure en/of door tussenkomst van de burgerlijke rechter, is de Hoge Raad van oordeel dat de huidige tenuitvoerleggingspraktijk onverenigbaar is met de eisen die art. 3 EVRM stelt. Zolang geen reële mogelijkheid bestaat tot herbeoordeling van de straf, levert de oplegging van een levenslange gevangenisstraf een schending op van art. 3 EVRM. De veroordeelde moet zich tijdens de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf – ook voordat de vorengenoemde herbeoordeling plaatsvindt – kunnen voorbereiden op een eventuele terugkeer in de samenleving. In verband daarmee dienen binnen het kader van de tenuitvoerlegging mogelijkheden tot resocialisatie te worden geboden
HR 05-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1325
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 juli 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, A.L.J. van Strien en M.J. Borgers
- Zaaknummer
15/00402
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Sancties
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3185, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑12‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:874, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑09‑2017
ECLI:NL:HR:2016:1325, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑07‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:406, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑05‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑10‑2015
- Wetingang
(art. 3 EVRM)
Essentie
Toelaatbaarheid oplegging en uitvoering levenslange gevangenisstraf. Op zichzelf is de levenslange gevangenisstraf niet in strijd met art. 3 EVRM, ook niet indien deze ten volle wordt geëxecuteerd. Een levenslange gevangenisstraf kan echter niet worden opgelegd indien niet reeds ten tijde van de oplegging duidelijk is dat er na verloop van tijd een reële mogelijkheid tot herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf bestaat, die in de daarvoor in aanmerking komende gevallen kan leiden tot verkorting van de straf of (voorwaardelijke) invrijheidstelling. De Hoge Raad zet de voorwaarden uiteen waaraan de mogelijkheid tot herbeoordeling van de opgelegde levenslange gevangenisstraf dient te voldoen. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.