Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/942 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators
Artikel 27 Uitsluiting en bezwaar in de raad van beroep
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2019
- Bronpublicatie:
05-06-2019, PbEU 2019, L 158 (uitgifte: 14-06-2019, regelingnummer: 2019/942)
- Inwerkingtreding
04-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-06-2019, PbEU 2019, L 158 (uitgifte: 14-06-2019, regelingnummer: 2019/942)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Europees energierecht
EU-recht / Instituties
Energierecht / Distributie
1.
De leden van de raad van beroep nemen niet deel aan de behandeling van een beroepsprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen het beroep is ingesteld.
2.
Indien een lid van de raad van beroep om een van de in lid 1 genoemde redenen of om enige andere reden meent dat een medelid niet aan een beroepsprocedure zou mogen deelnemen, stelt dat lid de raad van beroep daarvan in kennis. Iedere partij in de beroepsprocedure kan bezwaar maken tegen de deelname van een lid van de raad van beroep om een van de in lid 1 genoemde redenen of bij twijfel over zijn onpartijdigheid. Zulk bezwaar is niet-ontvankelijk indien het is gestoeld op de nationaliteit van een lid of indien de partij die bezwaar maakt in de beroepsprocedure, terwijl zij op de hoogte was van een reden om bezwaar te maken, toch reeds een andere procedurehandeling in de beroepsprocedure heeft verricht dan het maken van bezwaar tegen de samenstelling van de raad van beroep.
3.
De raad van beroep beslist in de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen zonder deelname van het betrokken lid over de te nemen maatregelen. Voor het nemen van deze beslissing wordt het betrokken lid in de raad van beroep vervangen door zijn plaatsvervanger. Indien de plaatsvervanger in een met die van het lid vergelijkbare situatie verkeert, wijst de voorzitter een van de andere beschikbare plaatsvervangers aan.
4.
De leden van de raad van beroep verbinden zich ertoe in het openbaar belang en onafhankelijk op te treden. Daartoe leggen zij een schriftelijke verbintenisverklaring af alsmede een schriftelijke verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. Deze verklaringen worden jaarlijks openbaar gemaakt.