Rb. Arnhem, 18-05-2011, nr. 195623
ECLI:NL:RBARN:2011:BQ7707, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
18-05-2011
- Zaaknummer
195623
- LJN
BQ7707
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2011:BQ7707, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 18‑05‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1818, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 18‑05‑2011
Inhoudsindicatie
Gedaagde heeft, door substantiële geldbedragen aan de bankrekening van GS te onttreken, feitelijke betalingsonmacht gecreëerd bij GS en daarmee onrechtmatig jegens eiseres gehandeld. Daarvan valt hem persoonlijk een ernstig verwijt te maken. Het overleggen van vele producties (door gedaagde) zonder enige toelichting leidt ertoe dat de rechtbank aan die producties voorbijgaat. Vorderingen grotendeels toegewezen.
Partij(en)
Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 195623 / HA ZA 10-152
Vonnis van 18 mei 2011
in de zaak van
de naamloze vennootschap naar het recht van België,
ALLIANZ BELGIUM N.V.,
gevestigd te (1000) Brussel, België,
eiseres,
advocaat mr. M.L.S. Kalff te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.T. van Daatselaar te Hoogeveen.
1. De procedure
1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 8 december 2010;
- -
de akte van de zijde van [gedaagde];
- -
de antwoordakte van de zijde van Allianz.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1
Bij het tussenvonnis van 8 december 2010 is beslist dat [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk is voor de onbetaald gebleven premievordering van Allianz op GS ten bedrage van € 1.529.230,-- zoals vastgesteld in de arbitrale procedure (rov. 4.7). Wat betreft de vraag of [gedaagde] ook voor het overige op de grondslag van frustratie van betaling persoonlijk aansprakelijk is te achten voor de gehele door arbiters toegewezen vordering van Allianz op GS tot een bedrag van € 4.610,796,60 heeft de rechtbank overwogen (rov. 4.9) dat [gedaagde], samengevat weergegeven, de concrete en onderbouwde stellingen van Allianz - over het wegsluizen door [gedaagde] van aan Allianz toekomende geldbedragen naar andere bankrekeningen waaronder van [gedaagde] Beheer B.V. en zonder bekende rechtsgrond en gehoudenheid daartoe - heeft voorzien van een ontoereikende weerspreking en heeft zij de zaak naar de rol verwezen om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen om zijn op de comparitie gevoerde verweer - te weten dat GS 85 mensen in dienst heeft gehad van wie de arbeidsovereenkomsten afgewikkeld moesten worden en dat er advocaatkosten betaald moesten worden - alsnog van een deugdelijke onderbouwing te voorzien. Daartoe heeft [gedaagde] op de rol van 9 februari 2011 een akte genomen, voorzien van 41 producties, bestaande uit 40 rekeningafschriften van het rekeningnummer 1816.16.580 ten name van [ ] [gedaagde] Beheer B.V. dan wel Stallingsrekening G.S. Verzekeringen en één factuur van SDU aan [gedaagde] Beheer B.V. van 16 januari 1997. Allianz heeft daarop gereageerd bij antwoordakte van 9 maart 2011.
2.2
In het dossier bevindt zich een brief van de advocaat van [gedaagde] van 9 februari 2011, bij de rechtbank blijkens het poststempel ingekomen op 11 februari 2011. Daarin schrijft hij dat hij de akte per gewone post met producties en per fax zonder producties toezendt en verzoekt hij dit document ter rolzitting van 9 februari 2011 in behandeling te nemen. Verder schrijft hij dat een kopie van de brief wordt verzonden aan de advocaat van Allianz. Een gefaxte akte bevindt zich niet in het procesdossier, wel een originele akte met de bovengenoemde producties. Allianz stelt zich op het standpunt dat, nu de akte met producties pas na 9 februari door de rechtbank is ontvangen slechts de niet van producties voorziene akte heeft te gelden als de ingediende akte die onderdeel uitmaakt van het procesdossier, en dat de per post verzonden akte als ‘tardief’ ingediend moet worden beschouwd. De rechtbank volgt Allianz daarin niet. Nu de advocaat van [gedaagde] in zijn (zowel per gewone post als per fax aan de rechtbank gerichte) brief van 9 februari 2011 schrijft dat het exemplaar van de akte per gewone post met producties en het exemplaar per fax zonder producties (kennelijk om praktische redenen) wordt toegezonden, moet in overeenstemming met zijn (ook voor Allianz kenbare) bedoeling de akte met producties geacht worden te zijn genomen op de rol van 9 februari 2011, ook al is het exemplaar van de akte met producties pas nadien ter griffie ingekomen. Allianz beschikt ook over een exemplaar van de akte met de 41 producties.
2.3
Allianz vordert in deze procedure betaling door [gedaagde] van een bedrag van € 4.610.796,60 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 februari 2009. Dat bedrag wordt gevormd door de volgens Allianz in de arbitrale vonnissen tegen GS toegewezen bedragen van in totaal € 2.737.487,-- te vermeerderen met de daarover verschuldigde rente vanaf de in de dagvaarding (onder 2.10) vermelde data tot en met 23 februari 2009 en wat betreft het bedrag van € 76.104,-- vanaf 21 december 2009. De hoofdsom van € 2.737.487,-- bestaat blijkens de dagvaarding uit de volgende bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf na te noemen data:
- a.
€ 1.529.230,-- ter zake van niet afgedragen premies, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 juli 1999;
- b.
€ 76.104,-- ter zake van portefeuille garantieverzekeringen vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 december2009
- c.
€ 9.464,-- ter zake van gerechtelijke kosten vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 juli 1999
- d.
€ 1.000.000,-- ter zake van door Allianz ‘op de portefeuille’ geleden schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 juli 1999
- e.
€ 100.000,-- ter zake van kosten van afwikkeling van de polis- en financiële administratie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 juli 1999
- f.
€ 22.689,-- ter zake van bij GS door de Rabobank in rekening gebrachte kosten rechtsbijstand, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 1999.
Die berekening is echter niet juist, omdat daarin ten onrechte is opgenomen het bedrag van € 22.689,-- vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 1999, nu arbiters Allianz hebben veroordeeld tot betaling van dat bedrag aan GS, en niet omgekeerd. Dat betekent dat de vordering van Allianz (in hoofdsom) moet worden verminderd met dit bedrag zodat resteert (€ 2.737.487,-- minus € 22.689,-- =) € 2.714.798,,-- te vermeerderen met wettelijke rente over de verschillende bedragen en vanaf de hiervoor (onder a. tot en met e.) genoemde data. Over het bij het tussenvonnis toewijsbare geoordeelde bedrag van € 1.529.230,-- is derhalve wettelijke rente verschuldigd vanaf 16 juli 1999.
2.4
Dan de beantwoording van de vraag of [gedaagde] ook voor het overige persoonlijk aansprakelijk is te achten op de onder 4.3 (ii) van het tussenvonnis bedoelde grondslag, te weten frustratie van betaling, meer in het bijzonder de vraag of [gedaagde] de in dat verband concreet onderbouwde (onder 4.9 van het tussenvonnis vermelde) stellingen van Allianz voldoende gemotiveerd heeft weersproken. Dat is niet het geval. [gedaagde] heeft (ook in zijn akte) niet bestreden dat hij, als enige daartoe bevoegde persoon, in de periode van 6 oktober 1997 (daags voor de herroeping door Allianz van de aan GS verleende volmacht en ontbinding van de agentuurovereenkomst) in totaal ƒ 4.839.760,44 van bankrekening 14.13.08.567 heeft geboekt naar andere rekeningen. Evenmin heeft hij bestreden dat in dezelfde periode een bedrag van ƒ 1.574.478,40 is overgeboekt naar bankrekening 18.16.16.580 ten name van [gedaagde] Beheer B.V. [gedaagde] heeft in het verlengde daarvan evenmin uitgelegd en onderbouwd wat de rechtsgrond voor die overboekingen is geweest en dat daartoe een gehoudenheid bestond. Meer in het bijzonder heeft hij zijn op de comparitie gevoerde verweer op dit punt – er zouden arbeidsovereenkomsten afgewikkeld hebben moeten worden en advocaatkosten betaald – in geen enkele opzicht concreet onderbouwd. [gedaagde] heeft aan zijn akte 41 producties gehecht, 40 rekeningafschriften (met nummer 1816.16.580) ten name van M.W.L [gedaagde] Beheer B.V. over de periode 23 december 1996 tot 22 oktober 1997 respectievelijk ten name van Stallingsrekening GS Verzekeringen over de periode 29 oktober 1997 tot 7 januari 1998, en één (niet goed leesbare) factuur van SDU Uitgevers. In de akte zelf wordt naar die producties niet verwezen en [gedaagde] legt in zijn akte ook niet uit wat de bedoeling is van die producties, terwijl het de rechtbank niet vrij staat om haar beslissing te baseren op feiten die uit die niet nader toegelichte producties afgeleid zouden kunnen worden. Deze handelwijze van [gedaagde] miskent dat een partij die zich op bepaalde feiten en omstandigheden wil beroepen, dit op zodanige wijze behoort te doen dat voor de rechter duidelijk is wat hem als grondslag voor de beoordeling van het verweer wordt voorgelegd, en voor de wederpartij waarop zij haar reactie dient af te stemmen. Nu [gedaagde] dat niet heeft gedaan moet aan die producties worden voorbij gegaan. Nu [gedaagde] de hier aan de orde zijnde feitelijke stellingen van Allianz niet gemotiveerd heeft weersproken staan deze vast. De enkele, niet onderbouwde, verwijzing naar het feit dat de vennootschap met haar gehele vermogen dient in te staan voor voldoening van alle schuldeisers (akte sub 4/7) - zonder concreet te vermelden welke crediteuren GS dan precies heeft voldaan - kan hem daarom niet baten. Daarmee is gegeven dat [gedaagde], in de periode nádat de aan GS verstrekte volmacht door Allianz is herroepen en de agentuurovereenkomst was ontbonden, substantiële geldbedragen heeft ontrokken van een ten name van GS gestelde, voor Allianz onbekende, Rabobank rekening (14.13.08.567) en vervolgens heeft overgeboekt naar bankrekeningen waarvan (volgens Deloitte & Touche) de aard en bestemming vanwege ontbrekende bewijsstukken niet kon worden vastgesteld. Daarnaast staat vast dat [gedaagde] in diezelfde periode een substantieel geldbedrag heeft overboekt naar een ten name van [gedaagde] Beheer B.V. gestelde bankrekening, zonder dat van die betalingen is gebleken wat daarvan de (rechts) grond is geweest. Daarmee zijn substantiële middelen aan GS onttrokken en zelfs gedeeltelijk geboekt op de rekening van (naar moet worden aangenomen) de persoonlijke beheermaatschappij van [gedaagde], te weten [gedaagde] Beheer B.V. met als gevolg dat GS geen verhaal biedt voor de door arbiters toegewezen vorderingen. Door aldus feitelijke betalingsonmacht bij GS te creëren handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens Allianz, en hem valt daarvan ook persoonlijk een ernstig verwijt te maken omdat hij had behoren te begrijpen dat deze door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van GS tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zal nakomen en geen verhaal zal bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade voor Allianz.
2.5
Op grond daarvan is [gedaagde] ook persoonlijk aansprakelijk te achten voor de overige bedragen als genoemd onder 2.3 (sub b. tot en met e.), derhalve voor de gehele hoofdsom van € 2.714.798,-- vermeerderd met de wettelijke rente over de verschillende bedragen vanaf de onder 2.3 a. tot en met e. vermelde data.
2.6
De opvatting van [gedaagde] dat door het gelegde beslag sprake is van een ‘selffulfilling prophecy’ vindt reeds zijn verwerping in hetgeen in rov. 4.8 van het tussenvonnis is overwogen. Evenmin kan slagen het verwijt dat Allianz heeft nagelaten herhaald conservatoir beslag te leggen na het vrijvallen van het eerder gelegde beslag onder een bankrekening van de Rabobank, waarna [gedaagde] ‘heeft gemeend in het belang van die andere schuldeisers te moeten handelen’ omdat hij – zoals hiervoor al is overwogen – in geen enkel opzicht concreet heeft onderbouwd welke schuldeisers hij dan precies heeft voldaan en op grond waarvan hij tot betaling was gehouden. [gedaagde] is ten slotte van mening dat hij slechts aangesproken kan worden tot het bedrag dat op de Rabobank rekening 14.13.08.567 van GS stond, te weten ƒ 4.839.760,44 (€ 2.196.187,54). Dat is niet juist omdat daarmee over het hoofd wordt gezien dat [gedaagde], zoals hiervoor is vastgesteld, daarnaast ook een bedrag van ƒ 1.547.478,40 (€ 702.215,08) aan verhaal heeft onttrokken door overboeking naar een bankrekening ten name van [gedaagde] Beheer B.V. In totaal is derhalve (€ 2.196.187,54 + € 702.215,08 =) € 2.898.402,50 aan GS onttrokken, en dat is meer dan de onder 2.5 vermelde hoofdsom. Voor het overige bestaat de vordering uit wettelijke rente die GS is verschuldigd omdat zij als gevolg van het onrechtmatig handelen van haar bestuurder in verzuim is geraakt met de tijdige betaling aan Allianz van de onder 2.3 (sub a. tot en met e.) vermelde bedragen.
2.7
De vordering van Allianz zal op na te melden wijze worden toegewezen. [gedaagde] zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1
veroordeelt [gedaagde] om aan Allianz tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van € 2.714.798,--, vermeerderd met de wettelijke rente te berekenen als volgt:
- over € 1.529.230,-- vanaf 16 juli 1999 tot aan de dag der algehele voldoening,
- over € 76.104,-- vanaf 21 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening,
- over € 9.464,-- vanaf 16 juli 1999 tot aan de dag der algehele voldoening,
- over € 1.000.000,-- vanaf 16 juli 1999 tot aan de dag der algehele voldoening,
- over € 100.000,-- vanaf 16 juli 1999 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot aan dit vonnis aan de zijde van Allianz begroot op € 5.010,25 voor verschotten en op € 8.027,50 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
3.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. van der Pol, mr. N.W. Huijgen en mr. S. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2011.