JWB 2002/97
Wet BOPZ, procureurstelling, ontvankelijkheid
HR 01-03-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD9149
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 maart 2002
- Zaaknummer
R02/001HR
- LJN
AD9149
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AD9149, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑03‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AD9149, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑03‑2002
- Wetingang
Art. 78 Wet Bopz; art. 426a lid 1 Rv
Essentie
Wet BOPZ, procureurstelling, ontvankelijkheid
Samenvatting
Casus
Op 23 januari 2001 hebben verzoekers aan de Hoge Raad verzocht vast te stellen dat de toepassingen van de Wet BOPZ niet door de beugel kunnen en een schadevergoeding toe te kennen. De Hoge Raad heeft verzoekers niet-ontvankelijk verklaard, heeft zich onbevoegd verklaard om op het verzoek te beslissen en heeft de zaak verwezen naar de Rechtbank Utrecht. De Rechtbank heeft verzoekers deels niet-ontvankelijk verklaard en heeft het verzoek voor het overige afgewezen. Beide verzoekers hebben hoger beroep ingesteld; de tweede verzoeker heeft zijn beroep echter weer ingetrokken. Het Gerechtshof heeft de beschikking ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.