Einde inhoudsopgave
Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
Artikel 3:6 Uitzonderingen voor de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
16-07-2020, Stb. 2020, 280 (uitgifte: 23-07-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-07-2020, Stb. 2020, 280 (uitgifte: 23-07-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
1.
2.
Bij het bepalen van het inkomen, bedoeld in het eerste lid wordt, in afwijking van artikel 3:2, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, onder inkomen verstaan hetgeen onder loon wordt verstaan op grond van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen voor de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van die wet.
3.
Bij het bepalen van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, wordt tevens onder inkomen verstaan:
- a.
hetgeen wordt genoten op grond van een wettelijke regeling die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering op grond van een werknemersverzekering;
- b.
hetgeen wordt genoten op grond van een wettelijke regeling die naar aard en strekking overeenkomt met artikel 629 van Boek 7 BW of daarmee overeenkomende regeling die geldt voor een werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking; en
- c.
een uit een dienstbetrekking voortvloeiende periodieke uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening, dan wel een uitkering die voorafgaat aan die uitkering of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
4.
Bij het bepalen van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, wordt in afwijking van het derde lid niet tot het inkomen gerekend:
- a.
een toeslag op grond van de Toeslagenwet; en
- b.
de aanvulling op een uitkering op grond van een werknemersverzekering van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat.