Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag inzake sociale zekerheid
Artikel 30
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1977
- Bronpublicatie:
14-12-1972, Trb. 1976, 158 (uitgifte: 25-10-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1977
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-1977, Trb. 1977, 35 (uitgifte: 01-01-1977, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid (V)
1.
De berekening van het in artikel 29, tweede lid, bedoelde theoretische bedrag vindt als volgt plaats:
- a)
indien volgens de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van gemiddelde verdiensten, van een gemiddelde premie of bijdrage, van een gemiddelde verhoging of van de verhouding welke gedurende de tijdvakken van verzekering tussen de bruto-verdiensten van de betrokkene en de gemiddelde bruto-verdiensten van alle verzekerden met uitzondering van de leerlingen heeft bestaan, worden deze gemiddelden of verhoudingsgetallen door het bevoegde orgaan van deze Partij uitsluitend vastgesteld op grond van de krachtens de wettelijke regeling van bedoelde Partij vervulde tijdvakken of van de door de betrokkene gedurende deze tijdvakken genoten bruto-verdiensten;
- b)
indien volgens de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van het bedrag van de verdiensten, premies of bijdragen of eventuele verhogingen, worden de door het bevoegde orgaan van die Partij in aanmerking te nemen verdiensten, premies of bijdragen, of verhogingen, ten aanzien van de krachtens de wettelijke regelingen van andere Verdragsluitende Partijen vervulde tijdvakken vastgesteld op grond van het gemiddelde van de verdiensten, premies of bijdragen, of verhogingen welke betrekking hebben op krachtens de wettelijke regeling van eerstbedoelde Partij vervulde tijdvakken;
- c)
indien volgens de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van forfaitaire verdiensten of een vast bedrag, zijn de door het bevoegde orgaan van die Partij in aanmerking te nemen verdiensten of is het door dit orgaan in aanmerking te nemen bedrag, ten aanzien van de krachtens de wettelijke regelingen van andere Verdragsluitende Partijen vervulde tijdvakken, gelijk aan de forfaitaire verdiensten of het vaste bedrag of eventueel aan het gemiddelde van de forfaitaire verdiensten of van de vaste bedragen welke betrekking hebben op de krachtens de wettelijke regeling van eerstbedoelde Partij vervulde tijdvakken;
- d)
indien volgens de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij bij de berekening van de uitkeringen voor bepaalde tijdvakken wordt uitgegaan van het bedrag van de verdiensten en voor andere tijdvakken van forfaitaire verdiensten of van een vast bedrag, houdt het bevoegde orgaan van deze Partij ten aanzien van de krachtens de wettelijke regelingen van andere Verdragsluitende Partijen vervulde tijdvakken rekening met de overeenkomstig dit lid sub b) onderscheidenlijk sub c) vastgestelde verdiensten of bedragen; indien bij de berekening van de uitkeringen voor alle krachtens de wettelijke regeling van eerstbedoelde Partij vervulde tijdvakken wordt uitgegaan van forfaitaire verdiensten of een vast bedrag, zijn de door het bevoegde orgaan van deze Partij in aanmerking te nemen verdiensten, ten aanzien van de krachtens de wettelijke regelingen van andere Verdragsluitende Partijen vervulde tijdvakken, gelijk aan de fictieve verdiensten welke met deze forfaitaire verdiensten of dit vaste bedrag overeenkomen.
2.
Indien de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij voorschriften bevat inzake de aanpassing van de voor de berekening der uitkeringen in aanmerking genomen bestanddelen aan het loon- of prijsniveau, zijn deze voorschriften in voorkomend geval van toepassing op de bestanddelen waarmede het bevoegde orgaan van deze Partij ten aanzien van de krachtens de wettelijke regelingen van andere Verdragsluitende Partijen vervulde tijdvakken overeenkomstig het vorige lid rekening heeft gehouden.
3.
Indien ingevolge de wettelijke regeling van een Verdragsluitende Partij het bedrag van de uitkeringen wisselt naar gelang van het aantal gezinsleden, houdt het bevoegde orgaan van deze Partij eveneens rekening met de gezinsleden die op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij wonen, alsof zij op het grondgebied van eerstbedoelde Partij woonden.