NJB 2014/212
Het ‘wederrechtelijk zich heeft toegeëigend’ in art. 321 Sr: van zodanig toe-eigenen is sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort (vgl. HR 24 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC8253, NJ 1990/256). In casu – waarin de verdachte anderhalf jaar na het ‘lenen’ van de geldbedragen het geld nog niet had teruggegeven, ondanks zijn toezegging het geld binnen anderhalf uur respectievelijk dezelfde dag terug te brengen – is deze maatstaf vervuld
HR 07-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:32
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 januari 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/00494
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:32, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑01‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2196, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑11‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑09‑2012
- Wetingang
(Sr art. 321)
Essentie
Het ‘wederrechtelijk zich heeft toegeëigend’ in art. 321 Sr: van zodanig toe-eigenen is sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort (vgl. HR 24 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC8253, NJ 1990/256). In casu – waarin de verdachte anderhalf jaar na het ‘lenen’ van de geldbedragen het geld nog niet had teruggegeven, ondanks zijn toezegging het geld binnen anderhalf uur respectievelijk dezelfde dag terug te brengen – is deze maatstaf vervuld
Uitspraak
Inleiding:
De verdachte is in de zaak met parketnummer 01/845561-09 veroordeeld omdat hij – kort gezegd – ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.