RvdW 2022/1
Personen- en familierecht. Vaststelling biologisch vaderschap in rechte mogelijk? Omgangsregeling tussen verwekker en kind (art. 1:377a BW); informatie over kind; medewerking DNA-onderzoek; belangenafweging.
HR 10-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1851
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 december 2021
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/01606
- Conclusie
A-G i.b.d. mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1851, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑12‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:919, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑09‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑04‑2021
- Wetingang
Art. 1:199, 1:207, 1:377a BW; art. 194-200 Rv; art. 8 EVRM
Essentie
Personen- en familierecht. Vaststelling biologisch vaderschap in rechte mogelijk? Omgangsregeling tussen verwekker en kind (art. 1:377a BW); informatie over kind; medewerking DNA-onderzoek; belangenafweging.
Samenvatting
De echtgenoot die op de dag van de geboorte van het kind met de moeder was gehuwd, wordt op de voet van art. 1:199, aanhef en onder a, BW, aangemerkt als de vader van het kind. De wet biedt degene die stelt de verwekker te zijn, niet de mogelijkheid om uitsluitend het biologische ouderschap in rechte vast te doen stellen, hetgeen niet in strijd met art. 8 EVRM ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.