Rb. Rotterdam, 07-07-2017, nr. AWB - 17 , 339
ECLI:NL:RBROT:2017:5203
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
07-07-2017
- Zaaknummer
AWB - 17 _ 339
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2017:5203, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 07‑07‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2019:924, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 07‑07‑2017
Inhoudsindicatie
Het beroep wegens niet tijdig beslissen is niet-ontvankelijk want er was voordien al beslist.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 17/339
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2017 in de zaak tussen
[Naam] , te [plaats] , eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
en
het Drechtstedenbestuur, verweerder,
gemachtigde: mr. M. de Wolf.
Procesverloop
Bij brief van 13 januari 2017, door de rechtbank ontvangen op 16 januari 2017, heeft eiseres een beroepschrift ingediend wegens het uitblijven van een besluit op haar aanvraag om een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2017. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
2.1
Bij besluit van 5 augustus 2016 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Pw buiten behandeling gesteld. Verweerder heeft naar aanleiding van het door eiseres daartegen gemaakte bezwaar de aanvraag opnieuw in behandeling genomen en eiseres verzocht om aanvullende stukken. Bij besluit van 21 december 2016 heeft verweerder vervolgens aan eiseres een uitkering toegekend vanaf 18 november 2015.
2.2
Op 6 januari 2017 heeft verweerder een voorlopig standpunt ingenomen waarin het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond is verklaard. Bij brief van 10 januari 2017 heeft eiseres op het voorlopige standpunt gereageerd. Bij besluit van 16 januari 2017 is het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat haar aanvraag om een uitkering grotendeels is toegewezen met uitzondering van één maand, namelijk juni 2016. Volgens eiseres had zij over die maand ook recht op een uitkering. Eiseres heeft verzocht om een dwangsom vast te stellen over de periode van 25 november 2016 tot en met 20 december 2016, nu pas op
21 december 2016 een (grotendeels toekennend) besluit is genomen.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 5 augustus 2016 en op 21 december 2016, voordat eiseres beroep had ingesteld, besluiten heeft genomen naar aanleiding van de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Pw. Dit maakt dat het beroep van eiseres wegens het uitblijven van een besluit op haar aanvraag om een uitkering op grond van de Pw niet-ontvankelijk is. Het betoog van eiseres dat haar over de maand juni 2016 ten onrechte geen uitkering is toegekend, kan niet in deze procedure worden betrokken.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. Miltenburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.