Einde inhoudsopgave
Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen
Artikel 51 [Contant geld]
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2001
- Bronpublicatie:
02-11-2000, Stb. 2000, 481 (uitgifte: 16-11-2000, kamerstukken: 26016)
- Inwerkingtreding
01-09-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-08-2001, Stb. 2001, 370 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Justitiële jeugdinrichtingen
1.
Het bezit van contant geld door de jeugdigen in de inrichting of een afdeling is verboden, tenzij in de huisregels anders is bepaald.
2.
In inrichtingen of afdelingen waar het bezit door de jeugdigen van contant geld is verboden, heeft de jeugdige de beschikking over een rekening-courant bij de inrichting.
3.
Aan de jeugdige kan een zakgeld worden toegekend volgens door Onze Minister te stellen regels.
4.
In de huisregels kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bezit van contant geld en het gebruik van de rekening-courant. Deze regels kunnen een beperking inhouden van het bedrag waarover de jeugdige ten hoogste in contanten of door middel van zijn rekening-courant mag beschikken.