NJB 2020/2738
Staat art. 74 AWR aan ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de weg? In casu is dat niet het geval omdat de betrokkene zich niet alleen aan een fiscaal delict, maar ook aan ‘valsheid in geschrift’ heeft schuldig gemaakt, waarbij telt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene correspondeert met de opbrengst van de door hem voor zijn diensten in rekening gebrachte prijs en niet met het belastingnadeel
HR 03-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1716
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 november 2020
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, M.T. Boerlage, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/04688 P
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Fiscaal bestuursrecht / Boete
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1716, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑11‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:809, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑09‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑02‑2020
- Wetingang
Essentie
Staat art. 74 AWR aan ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de weg? In casu is dat niet het geval omdat de betrokkene zich niet alleen aan een fiscaal delict, maar ook aan ‘valsheid in geschrift’ heeft schuldig gemaakt, waarbij telt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene correspondeert met de opbrengst van de door hem voor zijn diensten in rekening gebrachte prijs en niet met het belastingnadeel
Uitspraak
Inleiding
Voordeelsontneming
Verdachte is in de strafzaak veroordeeld wegens – kort gezegd – het opzettelijk doen van valse aangiften, valsheid in geschrift en het opzettelijk beschikbaar stellen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.