Zie ook het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2017, opgenomen op dossierpagina 72, waarin deze omissie is hersteld.
Hof 's-Hertogenbosch, 14-02-2023, nr. 20-003055-21
ECLI:NL:GHSHE:2023:532, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
14-02-2023
- Zaaknummer
20-003055-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2023:532, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 14‑02‑2023; (Hoger beroep, Verwijzing na Hoge Raad)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2019:3538, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 14‑02‑2023
Inhoudsindicatie
Wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1 subsidiair) en bedreiging (feit 2). Vrijspraakoverweging inzake gijzeling (feit 1 primair). De verdachte heeft in de nacht van 15 op 16 oktober 2017 het slachtoffer opgewacht achter of bij haar woning. Vervolgens heeft de verdachte, onder bedreiging van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, het slachtoffer wederrechtelijk van de vrijheid beroofd en beroofd gehouden. De verdachte heeft het slachtoffer willen dwingen om te bellen naar haar gedetineerde zoon, om hem te bewegen de regionale omroep L1 te bellen met de mededeling dat de verdachte onschuldig zou hebben vastgezeten in de zaak van de Bende van Venlo. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden waarvan 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen.
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-003055-21
Uitspraak : 14 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen, na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 24 december 2021, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 17 april 2019 met parketnummer 03-659357-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 1954,
wonende te [adres 1] .
Procesverloop
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als de eendaadse samenloop van:
- ‘gijzeling’ (feit 1 primair) en
- ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling’ (feit 2),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van het voorarrest.De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot het bedrag van € 2.290,84, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. Ten slotte is ten behoeve van het slachtoffer de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 1 december 2020 (ressortsparketnummer 20-001356-19) het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als de eendaadse samenloop van:
- ‘gijzeling’ (feit 1 primair) en
- ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling’ (feit 2),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden met aftrek van het voorarrest.De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] is door het hof toegewezen tot het bedrag van € 2.290,84, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.000,00 vanaf 16 oktober 2017 en over een bedrag van € 290,84 vanaf 26 november 2017, telkens tot aan de dag der algehele voldoening. Ten slotte is ten behoeve van het slachtoffer de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 24 december 2021 (rolnummer 20/03961) het bestreden arrest vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit gerechtshof opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het bedrag van € 2.290,84, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is betoogd dat in de visie van de verdediging geen bewezenverklaring kan volgen voor het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Meer subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] is geconcludeerd dat zij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1. primairhij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 oktober 2017 in de gemeente Venlo opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden met het oogmerk een ander, te weten haar zoon [betrokkene 1] , te dwingen iets te doen of niet te doen door:- genoemde [slachtoffer] vast te pakken en/of- genoemde [slachtoffer] (al dan niet onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,) te dwingen de woning gelegen aan [adres 2] binnen te gaan en/of- (vervolgens) de voordeur en/of achterdeur van de woning gelegen aan [adres 2] op slot te doen en/of- genoemde [slachtoffer] (al dan niet onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,) te dwingen in de woning gelegen aan [adres 2] te blijven en/of- daarbij (al dan niet onder bedreiging van een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,) tegen genoemde [slachtoffer] te zeggen dat zij morgen naar de gevangenis moest bellen en die [betrokkene 1] moest zeggen dat hij L1 moest bellen om te zeggen dat [verdachte] onschuldig heeft vastgezeten in de zaak van de Bende van Venlo;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 oktober 2017 in de gemeente Venlo opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door:- genoemde [slachtoffer] vast te pakken en/of- genoemde [slachtoffer] (al dan niet onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,) te dwingen de woning gelegen aan [adres 2] binnen te gaan en/of- (vervolgens) de voordeur en/of achterdeur van de woning gelegen aan [adres 2] op slot te doen en/of- genoemde [slachtoffer] (al dan niet onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,) te dwingen in de woning gelegen aan [adres 2] te blijven;
2.hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 oktober 2017 in de gemeente Venlo [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] te richten en/of gericht te houden en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer] te roepen, althans te zeggen, dat hij, verdachte, die [slachtoffer] in de benen zou schieten en/of dood zou schieten wanneer de politie zou komen en/of dat hij, verdachte, door de wc-deur op genoemde [slachtoffer] zou schieten wanneer die [slachtoffer] niet van de wc af zou komen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde
De verdachte staat ingevolge hetgeen onder feit 1 primair aan hem ten laste is gelegd terecht ter zake van de gijzeling van [slachtoffer] .
Het hof stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte aangeefster [slachtoffer] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gedwongen met hem haar woning in te gaan, hij in de woning van de aangeefster is gebleven, haar is blijven bedreigen en tegen haar heeft gezegd dat zij de volgende dag haar zoon [betrokkene 1] moest bellen en dan tegen hem moest zeggen dat hij, die [betrokkene 1] , de regionale omroep L1 moest bellen om te zeggen dat de verdachte onschuldig heeft vastgezeten in de zaak van de Bende van Venlo.
De vraag waarvoor het hof zich gesteld ziet, is of dit handelen moet worden aangemerkt als een gijzeling, zoals primair aan de verdachte ten laste is gelegd, of als een wederrechtelijke vrijheidsberoving, zoals subsidiair aan hem ten laste is gelegd. In dat verband overweegt het hof als volgt.
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een bestanddeel is dat het handelen van de verdachte moet zijn geschied met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen. De dader van het in artikel 282a Sr omschreven feit is daarom slechts strafbaar indien hij handelt met het oogmerk een ander dan de gijzelaar te dwingen iets te doen of niet te doen. Voorts moet de verdachte daarbij handelen met het oogmerk om die ander, onder druk van het wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden van iemand, te dwingen iets te doen of niet te doen.
Het hof is van oordeel dat de handelingen van de verdachte in casu dwingen tot de conclusie dat het opzet in primo ziet op het aangeefster [slachtoffer] , zijnde de gijzelaar, iets te laten doen, namelijk het contact opnemen met haar zoon om hem te bewegen L1 te bellen met voormelde mededeling.
Ofschoon, gelijk de advocaat-generaal ten overstaan van het hof naar voren heeft gebracht, zou kunnen worden betoogd dat het de verdachte er uiteindelijk om te doen was om [betrokkene 1] iets te laten doen (namelijk het bellen naar de regionale omroep L1 om hem, die [betrokkene 1] , mede te laten delen dat de verdachte onschuldig zou hebben vastgezeten in de zaak van de Bende van Venlo), via het allereerst dwingen van [slachtoffer] om met [betrokkene 1] contact op te nemen, en dat daarmee wel degelijk sprake zou kunnen zijn van gijzeling, merkt het hof op dat de tenlastelegging niet in die trant is geredigeerd. Immers, het laatste gedachtestreepje waarin ‘het dwingen iets te doen’ door [betrokkene 1] is verfeitelijkt luidt: ‘daarbij (al dan niet onder bedreiging van een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) tegen genoemde [slachtoffer] te zeggen dat zij morgen naar de gevangenis moest bellen en die [betrokkene 1] moest zeggen dat hij L1 moest bellen om te zeggen dat [verdachte] onschuldig heeft vastgezeten in de zaak van de Bende van Venlo’.Naar het oordeel van het hof ziet die gedraging, zoals dus omschreven in de tenlastelegging, op de dwang jegens [slachtoffer] om haar iets te laten doen en niet om [betrokkene 1] iets te laten doen. Zulks, terwijl in de inleiding van de bewezenverklaring juist is vermeld dat het oogmerk van de verdachte was gericht op het ‘een ander, te weten haar zoon [betrokkene 1] , te dwingen iets te doen’.
Bij voormelde stand van zaken schiet naar ’s hofs oordeel het bewijs ervoor tekort om te kunnen oordelen dat de verdachte heeft gehandeld met het tenlastegelegde oogmerk om [betrokkene 1] onder druk van de vrijheidsberoving van [slachtoffer] te dwingen iets te doen. Het hof zal de verdachte mitsdien vrijspreken van hetgeen onder feit 1 primair aan hem ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de nacht van 15 op 16 oktober 2017 in de gemeente Venlo opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door:- genoemde [slachtoffer] vast te pakken en- genoemde [slachtoffer] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te dwingen de woning gelegen aan [adres 2] binnen te gaan en- vervolgens de voordeur en achterdeur van de woning gelegen aan [adres 2] op slot te doen en- genoemde [slachtoffer] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te dwingen in de woning gelegen aan [adres 2] te blijven;
2.hij in de nacht van 15 op 16 oktober 2017 in de gemeente Venlo [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] te richten en/of gericht te houden en/of daarbij dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen, dat hij, verdachte, die [slachtoffer] in de benen zou schieten en dood zou schieten wanneer de politie zou komen en dat hij, verdachte, door de wc-deur op genoemde [slachtoffer] zou schieten wanneer die [slachtoffer] niet van de wc af zou komen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Limburg-Noord, districtsrecherche Noord- en Midden Limburg, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] , brigadier van politie, registratienummer 2017166153, gesloten d.d. 12 januari 2018, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-135.
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 16 oktober 2017, dossierpagina’s 73-76, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] , afgelegd op16 oktober 2017 vanaf 03:15 uur:
Plaats delict: [adres 2]
Pleegdatum/tijd: tussen 15 oktober 2017 om 23:00 uur en 16 oktober 2017 om 03:00 uur
Op 16 oktober 2017 te 03:15 uur, verscheen voor mij een persoon die opgaf te zijn: [slachtoffer] , [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1952, adres en plaats: [adres 2] .
Zij deed aangifte en verklaarde het volgende.
Ik ben van het kienen naar huis gereden. Dit was omstreeks 22:50 uur. Dit was bij kienzaal d'n Hamel. Het is ongeveer 8 minuten rijden met de scootmobiel van de kienzaal naar mijn woning. Ik woon aan [adres 2] (het hof begrijpt: [adres 2]1.) in Venlo-Zuid. Dit is een hoekwoning. Ik ben via de achterom gegaan. Ik heb toen de scootmobiel achter in de tuin gezet onder het afdak. Toen ik de tuinpoort wilde afsluiten zag ik dat [verdachte] (het hof begrijpt telkens: verdachte, [verdachte] ) ineens voor me stond. Ik kreeg niet meer de kans om de poort af te sluiten. Ik wilde toen de poort uit rennen, weg van mijn woning, maar hij hield mij op dat moment tegen met beide handen. Ik wilde wegrennen, maar dat lukte niet. Ik begon te schreeuwen en hij begon te roepen dat ik naar binnen moest gaan. Ik moest stil zijn van hem maar ik begon nog harder te schreeuwen. Ik zag dat hij een vuurwapen in zijn hand had en dat hij dit vuurwapen op mij richtte. Hij zei tegen mij dat wanneer ik niet naar binnen zou gaan de tuin in, dat hij mij in de benen zou schieten.
Toen ben ik de tuin ingelopen richting de achterdeur van mijn woning. Op dat moment had ik geen sleutels meer, want deze sleutels stonden nog op de poort. Ik zag dat [verdachte] deze sleutels van de poort afhaalde en de poort van de tuin dicht maakte. Daarna is hij naar de keukendeur gelopen en heeft de keukendeur met mijn sleutels open gemaakt. Ik moest voorop lopen. Ik zag dat [verdachte] het vuurwapen op mij bleef richten. Ik zei nog tegen hem: "doe dat ding weg". Hij zei toen: "nee, nee". Toen zijn we naar binnen gegaan.
Ik zei tegen hem dat deze situatie mij op mijn maag was geslagen en dat ik mezelf had ondergepoept. Ik heb toen aangegeven dat ik naar boven wilde gaan om me te verschonen
en me op te frissen. Dit vond [verdachte] goed. Hij is toen achter me aan gelopen naar boven. Ik voelde toen dat hij me in mijn kont kneep. Hij zei toen: "Ik voel het al, je bent helemaal nat". Toen ik naar boven liep, heb ik mijn hond meegenomen. Ik wilde niet dat [verdachte] mijn hond iets zou aan doen. Toen we eenmaal boven kwamen, zijn we eerst naar de slaapkamer gegaan waar ik mijn broek heb uitgedaan. [verdachte] was hier bij. Daarna zijn we naar de badkamer gegaan. Op de badkamer heb ik mijn onderbroek uit gedaan en een schone onderbroek aan gedaan. Ik ben toen teruggelopen naar de slaapkamer om een schone lange broek aan te trekken. Ik hoorde dat [verdachte] nog tegen me zei: "Je hoeft geen broek aan trekken, doe maar een ochtendjas aan, dan kom ik er eerder bij". Ik heb toch gewoon een lange broek aan gedaan. Daarna zijn we naar beneden gelopen. De gehele tijd heeft hij zijn vuurwapen op mij gericht gehad. Later heb ik trouwens nog een keer van angst in mijn broek gepoept.
Toen we eenmaal beneden zijn gekomen moest ik gaan zitten op de eenzitsbank. Hij is toen op de stoel gaan zitten aan de eetkamertafel. Hij zei toen tegen me dat ik morgen naar de gevangenis moest bellen en tegen [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) moest zeggen dat hij Ll moest bellen om te zeggen dat [verdachte] onschuldig heeft vastgezeten in de zaak van de Bende van Venlo. [betrokkene 1] moest zijn naam zuiveren. Dit zei [verdachte] tegen mij onder bedreiging van zijn vuurwapen.
Toen we in de woonkamer zaten, zei [verdachte] tegen mij dat wanneer de politie zou komen hij mij dood zou schieten en dat de politie hem dan maar zou doodschieten. Ik zei: "ja fijn". Ik wilde niets meer zeggen want steeds zei hij tegen me: "hou je mond".
[verdachte] wilde op een gegeven moment wat drinken gaan pakken en liep toen naar de keuken. Hij zei tegen me of ik geen koffie voor hem kon gaan maken. Ik dacht, ik loop ook naar de keuken. Ik had nog een andere sleutelbos liggen waar de sleutels van de achterdeur en van de tuinpoort aan zaten. Ik wist dat deze nog op het aanrecht lagen. Ik heb toen de metalen bus waar de pads in liggen van de Senseo stiekem voor de sleutels kunnen zetten zodat [verdachte] deze niet meer zag liggen. Dit had ik gedaan zodat ik misschien op een later tijdstip de woning kon ontvluchten.
Op een gegeven moment ben ik weer terug kunnen gaan naar de woonkamer. Ik zag dat [verdachte] nog in keuken bleef. Ik zag dat hij water aan het drinken was. Volgens mij heeft hij 3 glazen water gedronken. Toen hij water aan het drinken was, zag ik kans om mijn tas van de eetkamertafel op een eetkamerstoel te zetten. Ik ben toen aan de eetkamertafel gaan zitten. Ik ben toen gaan zitten naast de stoel waar ik mijn tas had neergezet. Ik ben toen een sigaret gaan roken. [verdachte] wilde ook een sigaret. Op een gegeven moment zag ik kans om mijn telefoon uit mijn tas te pakken. Ik heb de telefoon toen in mijn broekzak kunnen doen. Kort daarna heb ik naar de wc kunnen vluchten.
Opmerking verbalisant: het verhoor wordt omstreeks 03:53 uur verbroken (hof: onderbroken) voor een onderzoek naar epitheel.
V: Waar heeft [verdachte] u vastgepakt? Was dit aan de jas?
A: Nee, ik had geen jas aan. Ik had een vest aan. Hij heeft mij vastgepakt aan mijn beide bovenarmen, dit was het moment dat hij ineens voor me stond in de brandgang.
Opmerking verbalisant: het vest is door de forensische opsporing in beslag genomenvoor sporenonderzoek. Het verhoor wordt omstreeks 04:15 uur hervat.
Toen ik op de wc zat, heb ik de politie kunnen bellen.
Ik hoorde dat [verdachte] toen aan de deurklink van de wc deur aan het trekken was. Ik moest de deur van hem open maken. Ik hoorde dat hij eerst in het Turks aan het praten was tegen me. Op een gegeven ging hij Nederlands tegen mij praten. Toen hoorde ik dat hij zijn vuurwapen aan het doorladen was. Eerder heeft hij in mijn bij ziens (het hof begrijpt: bijzijn) ook het vuurwapen doorgeladen en dit was hetzelfde geluid. Ik hoorde dat hij tegen me aan het schreeuwen was dat wanneer ik niet van de wc af zou komen hij door de wc deur op mij zou schieten. Ik ben toen niet meer van de wc af gekomen. Ik heb de hele tijd met de politie gebeld totdat de politie bij mij naar binnen viel.
V: Hoe lang heeft u op de wc gezeten?
A: Ik denk 2 à 3 uur. Zolang heb ik ook met de politie gebeld. Ik denk dat [verdachte] ongeveer 10 minuten heeft liggen schreeuwen en dat hij zijn wapen door ging laden. Op een gegeven moment heb ik ook niets meer gehoord. Ik moest op de wc blijven zitten van de politie.
V: Hoe lang heeft het geduurd vanaf het moment dat jullie in de woning kwamen totdat het moment dat u naar de wc kon vluchten?
A: Ik denk zeker een half uur.
V: Wat heeft [verdachte] nog meer tegen u gezegd?
A: Hij heeft veel tegen me gescholden. Hij vroeg op een gegeven moment of ik hem wilde pijpen. Dit heb ik niet gedaan. Ik zag dat hij zelfs zijn broek open maakte. Ik zag dat hij de knoop van zijn broek open maakte. Hij heeft niet zijn geslachtsdeel laten zien. Ik zag dat hij wel steeds aan zijn kruis zat te wrijven.
V: Op welke manieren heeft [verdachte] u mishandeld?
A: Alleen het moment toen ik thuis kwam en ik weg wilde rennen van [verdachte] . Toen heeft hij mij met beide handen vastgepakt. Hij heeft mij op dat moment ook tegen de muur geduwd van de brandgang. Toen ben ik me gaan verdedigen en heb ik hem gekrabd in zijn gezicht. Ik denk dat hij me 2 minuten later heeft losgelaten. Op ongeveer ditzelfde moment begon hij te dreigen met het vuurwapen.
V: Wat wilde [verdachte] nog meer?
A: Hij wilde geld van mij hebben, maar ik zei tegen hem dat ik niks had.
V: Wat is de geschiedenis van [verdachte] en met u?
A: [verdachte] is veroordeeld in de zaak van de Bende van Venlo. Volgens hem heeft hij onschuldig vast gezeten in deze zaak. Ongeveer 4 à 5 jaar geleden heeft hij mij ook al eens gegijzeld. Toen wilde hij ook dat [betrokkene 1] , mijn zoon, zijn naam zou zuiveren.
V: Hoe zag het vuurwapen er uit?
A: De kleur was zwart. Het viel me op dat dit wapen een lange loop had en een klein handvat. Het wapen was wel een handwapen. Ik zag dat hij dit wapen voor in zijn broek had geduwd en ook achter in zijn zak droeg. Ook had hij dit wapen tussen zijn benen liggen toen hij op de eetkamerstoel zat.
2. Het proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt d.d. 6 november 2017, met fotobijlagen, dossierpagina’s 77-83, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
V: staat voor vraag en/of opmerking van de verbalisant
A: staat voor antwoord en/of opmerking van aangever
V: Hoe gaat het met je?
A: Ik voel me slecht en onveilig. Ik ben op dit moment bezig met een ander huis, want ik voel me er niet meer veilig. Ik ben bang om weer terug te gaan naar mijn eigen huis.
V: Op welke manier ga je naar die kienzaal?
A: Met de scootmobiel.
V: Vanaf welke kant ben je het steegje ingereden?
A: Wanneer je met je gezicht naar mijn woning staat, dan ben ik via de rechterkant het steegje ingereden.
V: Toen je in je scootmobiel reed, hoe kon je het wegdek et cetera zien?
A: Daar hangen lampen, het steegje, dus ik kon alles goed zien.
V: Hoe heb jij gevochten met [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) [verdachte] ?
A: Toen hij ineens voor me stond probeerde hij me vast te pakken om mijn woning in te gaan. Ik heb toen geprobeerd om me los te maken met mijn handen.
V: Welke lichaamsdelen heb je gebruikt om te vechten?
A: Ik heb geprobeerd met mijn handen mij los te trekken. Ik heb toen geschreeuwd en gehuild. Ik was erg in paniek.
V: Waar heb je [verdachte] geraakt?
A: Ik denk dat ik hem gekrabd heb.
V: Hoe reageerde hij hierop?
A: Toen zei hij in het Turks en later in het Nederlands: "lopen, lopen".
V: Waar heeft dit gevecht plaatsgevonden?
A: In het steegje.
V: Hoe komt het bloed op je vest?
A: Ik zou dat niet weten, want het vest was schoon toen ik het aan heb getrokken. Ik had zelf ook geen wondjes die gebloed zouden kunnen hebben, dus het bloed kan niet van mij zijn. Ik denk dat dit bloed er op is gekomen toen we aan vechten waren in het steegje.
V: Wat voor kleding droeg [verdachte] die avond?
A: Ik meende dat hij een donkere jas aan had. Of zo'n blouson jas. Hij droeg deze jas open. Hij had een pantalon aan in de kleur blauw of zwart. Hij had geen pet of bivakmuts op.
V: Wat had [verdachte] in zijn handen toen hij ineens voor je stond?
A: Hij had dat pistool meteen zijn hand.
V: We hebben het 112 gesprek opgevraagd en terwijl jij met de politie belt, horen wij een mannenstem op de achtergrond. Van wie is die mannenstem?
A: Die moet van [verdachte] zijn geweest.
V: Wat heeft die toen gezegd?
A: Hij zei toen: "deur open, deur open". Verder weet ik niet wat hij heeft gezegd.
V: Hoe weet je of [verdachte] een vuurwapen vast hield?
A: Ik zag dat het een zwart wapen was. Met een lange smalle loop.
V: Zou het ook een ander voorwerp zijn geweest?
A: Nee, ik weet zeker dat het een pistool was. Ik zag dat hij dit pistool deed doorladen.
V: Op welke manier werd het vuurwapen op haar (het hof begrijpt: op jou) gericht?
A: Ik zag dat hij de loop op mij richtte.
V: Wat was de afstand tussen jou en het wapen?
A: Ik denk dat het 1 meter qua afstand is geweest tussen het pistool en mij.
V: Toen je de woning binnenging, welke verlichting heb je toen allemaal aangedaan en ook aangelaten?
A: Ik heb boven de lamp aangemaakt op de badkamer toen ik me ging omkleden. Want ik had van angst in mijn broek gepoept. Ik ben toen volgens mij vergeten deze lamp uit te doen. [verdachte] zei toen tegen me dat ik de lampen moest uit maken. Ik ben toen terug naar boven gegaan om de badkamer lamp uit te maken. Ik mocht geen lampen aan maken van hem, alleen de TV mocht aan staan.
V: Wat gebeurde er met je sleutels?
A: Ik (het hof begrijpt: vond) mijn sleutels op een later moment terug vlak bij mijn voordeur. Dus ik vermoed dat [verdachte] ook via de voordeur mijn woning heeft verlaten.
V: Heb je je "gevangen" gevoeld toen [verdachte] met je de woning binnenging?
A: Ja, ik was heel erg bang.
V: Heb je je bedreigd gevoeld tijdens dit incident?
A: Ja, heel erg.
V: Ik laat je nu screenshots zien van een bewakingscamera van een steeg nabij je woning.
Opmerking verbalisant: aan de aangeefster worden 3 foto's getoond van de bewakingscamera die gericht stond op de brandgang achter de woning van de aangeefster. Deze foto's zijn als bijlage 1 tot en met bijlage 3 bij dit verhoor gevoegd.
V: Wat zie je op de foto's?
A: Ik zie dat [verdachte] dit is op de foto's. Hij heeft me gewoon op staan wachten.
V: Hoe herken je [verdachte] op deze foto's?
A: Ik herken hem aan zijn postuur en aan zijn hoofd. Ik weet 100% dat dit hem is. Wanneer hij wandelt dan heeft hij vaker zijn handen in elkaar, zoals je kan zien op de foto van bijlage 2.
Opmerking verbalisant: aangeefster [slachtoffer] wordt emotioneel na het zien van de foto's.
3. Het proces-verbaal van bevindingen (uitluisteren 112 gesprek), opgemaakt d.d. 6 november 2017, dossierpagina’s 68-71, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Naar aanleiding van het onderzoek naar de wederechtelijke vrijheidsbeneming van aangeefster [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) op 16 oktober 2017, werd door mij de melding (112-gesprek) uitgeluisterd en uitgewerkt.
De melding werd gedaan op 16-10-2017 om 00.12 uur.
Door mij verbalisant werd een gedeelte van deze melding (00.12 u tot en met 00.33 u conform tijdstippen GMS) letterlijk uitgewerkt.
Omdat er in de melding na het tijdstip 00.33u geen andere personen / achtergrondgeluiden te horen zijn, dan aangeefster [slachtoffer] in contact met de politie (meldkamer-onderhandelaar), werd het gesprek niet verder uitgewerkt.
In het proces verbaal worden de volgende afkortingen gebruikt, welke staan voor:
P: medewerker Operationeel Centrum Politie.
M: melder, aangeefster [slachtoffer]
O: opmerking verbalisant, mannelijke buitenlandse stem die te horen is op de achtergrond (geluiden, stemmen e.d.)
Door mij is het onderstaande gehoord.
P: Alarmlijn politie, wat is de locatie van uw noodgeval.
M: [adres 2] , ben gegijzeld snel.
P: Door wie?
O: Een mannelijke buitenlandse stem, hetgeen onverstaanbaar is, is hoorbaar op de achtergrond en een klink van een deur.
M: Door [verdachte] , ik zit op de wc, snel, die heeft een pistool.
O: Er wordt op de deur geklopt. Dezelfde buitenlands klinkende mannen stem is hoorbaar die roept "open", "Ik zei doe open".
P: En wie is dat?
M: [verdachte] .
P: [verdachte] ?
M: Ja, snel ik zit op de wc die heeft een pistool, die schiet dadelijk.
P: Maar misschien?
M: Maar die gaat laaje al.
P: Heeft hij of heeft hij dat niet, dat pistool?
M: Nee, dat heeft hij.
P: Heeft U dat gezien?
M: Jaaaa.
P (het hof begrijpt: M): Snel die maakt dalijk de deur open hier.
M (het hof begrijpt: P): Is dat de bewoner van het pand? Wij zijn onderweg.
M: Ja, ik kan niet lang de deur dicht houden, snel.
P: Ja, wij zijn onderweg.
O: De volgende woorden zijn door de mannelijk buitenlandse stem hoorbaar:" doe open" " open".
P: Wie woont daar?
M: Ikke, [slachtoffer] .
P: U woont daar.
M: Ja.
P: En wie is die meneer [verdachte] ?
M: Ja die is van de bende van Venlo.
P: Nee, dat vraag ik niet.
M: [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte, [verdachte] ).
O: De mannelijke buitenlandse stem zegt: " Ik zeg doe open", de klink van de deur en geklop is hoorbaar.
M: Oohh, die maakt de deur open snel.
O: Er wordt van alles geroepen door de mannelijke buitenlandse stem op de achtergrond maar een en ander is voor mij onverstaanbaar.
P: Collega's zijn onderweg, kunt u de deur niet afsluiten?
M: Ja die heeft mijn sleutel (het hof begrijpt: sleutels), die heeft de deur dicht gemaakt, van de voordeur de achterdeur alles heeft die.
P: Nee, de deur van het toilet, kunt u die niet dicht maken.
M: Ja, die heb ik dich, die heb ik dich.
P: Oke dan kunt u nu even rustig adem halen, politie is onderweg.
P: Spelt u mij de naam van die man?
M: Uhh, [verdachte] .
P: [verdachte]
M: Ja [verdachte]
P: [verdachte]
M: [verdachte] Jao.
P: [verdachte] , en wat is de achternaam?
M: [verdachte] .
P: Hoe schrijf ik dat?
M: [verdachte]
P: En wat is dat van u.
M: Ja die heeft in de bende van Venlo vastgezeten.
P: Nee dat vraag ik niet, ik vraag.
M: Ik doe in mijn broek hier.
P: Hoe komt die persoon bij u binnen? Wat is dat van u?
M: Ja, ik ben van het kienen teruggekomen, die heeft mij opgepast (opmerking: klinkt als opgepast) (het hof begrijpt: opgewacht) hier in de gats.
O: Door mij duidelijk hoorbaar dat meldster overstuur is.
P: U bent buiten in een gangpad door hem overmeesterd?
M: Ja.
P: En wat is er toen gebeurd?
M: Ja, toen heb ik nog gevochten voor weg te komen, maar die heeft mij vastgehouden.
P: Ja, en toen?
M: Ja, toen heeft hij mij de plaats opgeduwd, toen had die die pistool want die wilde mij in de benen schieten.
P: En heeft u dat gezien, dat pistool?
M: Ja, die heb ik gezien, een zwarte is dat.
P: Waar haalde hij dat vandaan?
M: Uit zijn broek.
P: En wat heeft [verdachte] toen gedaan?
M: Wie wat heeft die toen gedaan, toen is hij hier naar binnen gekomen, die is hier gaan zitten, die zit mij, die die zit hier binnen bij mij.
P: Hij heeft u naar binnen geduwd?
M: Ja, toen heeft hij de voordeur afgesloten en de achterdeur en heeft die mij de sleutels gepakt.
P: Is hij er nog steeds?
M: Ja, die is binnen, ik durf de deur niet open te maken.
P: Waar zit hij, in welke ruimte, weet u dat?
M: In de kamer, binnen in de kamer of hij staat in de keuken nou, 1 van de 2.
O: Het is hoorbaar dat meldster een zware ademhaling heeft.
P: Mevrouw, u bent in de woning, voor- en achterdeur waren gesloten en bent u toen naar de wc gerend?
M: Ja toen ben ik naar de wc gerend, en toen heb ik gebeld, maar ik heb al proberen te bellen maar ik kwam niet door.
M: Hoe lang duurt het nog.
P: De collega's zijn ter plaatse mevrouw, en die nemen zicht in, op het pand, wij kunnen niet zomaar naar binnen komen.
M: O zo ja.
P: Maar ik hou u aan de lijn.
M: Ja is goed.
O: Het is duidelijk hoorbaar dat meldster enorm van slag is.
P: Hoort u [verdachte] nog?
M: Watblief.
P: Hoort u [verdachte] nog?
M: Ja, ik hoor niks meer, het is stil.
P: U hoort niks meer.
M: Maar ik durf er niet uit te komen, ik durf niet, ik blijf hier zitten. Ik kan de deur toch niet open maken, hij heeft de sleutels.
P: Nee, wij komen wel binnen, ik wil weten of hij nog in het pand is.
M: Dat weet ik niet.
P: Nee, dat is voor mij wel van belang.
M: Volgens mij wel ik hoor het nou.
P: Waar hoort u iets?
M: Hier in de gang.
O: Voor mij zijn op dit moment geen achtergrondgeluiden meer hoorbaar.
4. Het proces-verbaal buurtonderzoek, opgemaakt d.d. 17 oktober 2017, dossierpagina’s 84-84, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op het adres [adres 3] zijn 2 camera's geïnstalleerd. De woning is vlakbij de plaats delict gelegen. 1 camera hangt in de steeg en heeft mogelijk zicht op de woning [adres 2] (het hof begrijpt: te Venlo).
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 23 november 2017, dossierpagina 87, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 18 oktober 2017 heb ik, verbalisant, een harddiskrecorder waarop camerabeelden staan opgeslagen in beslaggenomen in de woning aan [adres 3] .
6. Het proces-verbaal beelden [adres 3] , opgemaakt d.d. 31 oktober 2017, dossierpagina’s 88-97, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Door mij werden de camerabeelden bekeken van de twee camera's die bevestigd zijn rondom de woning aan [adres 3] , gelegen in de buurt van de woning van aangeefster [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ), woonachtig op [adres 2] .
Van de beelden werden snapshots gemaakt, die hieronder, in chronologische volgorde, weergegeven staan.
Omdat er zich bij de woning aan [adres 3] twee camera’s bevinden zal de camera aan de voorzijde van de woning gemakshalve camera 1 en de camera aan de zijkant camera 2 genoemd worden.
Omschrijving snapshot 1: 15 oktober 2017, omstreeks 22:17 u
Ik zag op de beelden van camera 1, dat er op zondag 15 oktober 2017, omstreeks 22:17 u, een persoon gelopen kwam, over de [locatie 2] , in de richting van het steegje tussen de [locatie 2] en de [locatie 1] .
Omschrijving snapshot 2: 15 oktober 2017, omstreeks 22:17 u
Ik zag dat bovengenoemde persoon, het steegje inliep, in de richting van de [locatie 1] . Ik zag dat de persoon de handen op de rug hield en deze vervolgens naar de voorzijde van het lichaam bewoog.
Omschrijving snapshot 3, 15 oktober 2017, omstreeks 22:17 u
Ik zag dat de onbekende persoon zichtbaar was op camera 2, in het steegje. Ik zag dat de persoon kaal/kalend was en ik zag dat deze de handen voor zich hield terwijl de persoon iets in de handen hield. Ik zag dat de persoon een (openstaande) jas met opstaande kraag en een broek droeg.
Omschrijving snapshot 4, 15 oktober 2017, omstreeks 22:17 u
Ik zag dat de onbekende persoon verder het steegje in liep, in de richting van de [locatie 1] . Ik zag dat deze de handen weer naar de rug bewoog en ik zag dat de persoon iets glanzends in de handen hield dat een afmeting tussen de 20 en 30 centimeter leek te hebben.
Omschrijving snapshot 5, 15 oktober 2017, omstreeks 22:18 u
Ik zag dat de onbekende kalende persoon de gehele steeg door liep en dat deze, uitkomende op de [locatie 1] , linksaf leek te slaan.
Omschrijving snapshot 6, 15 oktober 2017, omstreeks 22:43 u
Ik zag dat er op 15 oktober 2017, omstreeks 22:43 uur, een lichtbundel scheen over de muur van het steegje achter de woningen aan de [locatie 1] . Ik zag dat deze lichtbundel zich van geheel links in beeld, verplaatste naar een locatie in het steegje, direct achter de woning van aangeefster [slachtoffer] , woonachtig op [adres 2] . Ik zag dat het verplaatsen van de lichtbundel achter haar woning ophield. Uit de aangifte is mij bekend dat aangeefster verklaarde omstreeks 22:50 uur thuis te zijn gekomen, met haar scootmobiel, via de achterom.
Omschrijving snapshot 7, 15 oktober 2017, omstreeks 22:43 u
Ik zag dat de lichtbundel in het steegje, op dezelfde plek, heen en weer bewoog en dat even later een schijnsel op de muur van de achterzijde van de woning van de aangeefster verscheen.
Omschrijving snapshot 8, 15 oktober 2017, omstreeks 22:44 u
Ik zag dat er, enkele seconden nadat de aangeefster kennelijk haar achtertuin in gereden was, een persoon de steeg in kwam lopen, komende uit de richting van de [locatie 1] en lopende in de richting van de steeg achter de woning van aangeefster. Ik zag dat deze persoon zeer waarschijnlijk dezelfde persoon betrof als de eerder getoonde onbekende persoon. Ik zag dat deze persoon ongeveer 20 seconden nadat ik de lichtbundel van de scootmobiel op de muur van de woning van de aangeefster zag schijnen, bij het steegje achter de woning van aangeefster kwam. Ik zag dat de persoon de rechter hand omhoog bewoog, tot ongeveer heuphoogte.
Omschrijving snapshot 9 & 10, 15 oktober 2017, omstreeks 22:44 u
Ik zag dat de onbekende persoon, op het moment dat deze bij het zijsteegje richting de tuindeur van de woning van aangeefster aankwam, de pas vertraagde. Ik zag dat de persoon om de hoek keek en de rechterhand omhoog bewoog. Ik zag dat de persoon iets in de hand hield.
Omschrijving snapshot 11, 15 oktober 2017, omstreeks 22:44 u
Ik zag dat de persoon in het steegje verdween.
Omschrijving snapshot 12, 15 oktober 2017, omstreeks 22:45 u
Ik zag dat er in de achtertuin van [adres 2] , op de muur van de woning, opnieuw een schijnsel van een lamp verscheen. Kennelijk ging er een lamp aan of in de woning aan [adres 2] , aan.
Omschrijving snapshot 13, 15 oktober 2017, omstreeks 22:46 u
Ik zag dat er, ongeveer 50 seconden nadat de verlichting aan of in de woning aan [adres 2] aanging, verlichting uit de richting van de woning van [adres 4] kwam. Ik zag dat er eerst één en vervolgens twee personen, op straat, naast elkaar stonden en ik zag dat zij in de richting van de steeg keken. Ik zag dat deze personen gebaren met de armen maakten. Ik zag dat de verlichting verdween en ik zag dat de personen na 20 tot 30 seconden weer weg waren.
Omschrijving snapshot 14, 15 oktober 2017, omstreeks 23:05 u
Ik zag dat op 15 oktober 2017, omstreeks 23:05 uur, de verlichting in één van de kamers op de bovenverdieping, aan de achterzijde van de woning van de aangeefster, aanging.
Dit komt overeen met de verklaring van aangeefster, waarin ze zei dat ze naar boven is gegaan om zich om te kleden.
Omschrijving snapshot 15, 16 oktober 2017, omstreeks 00:14 u
Ik zag dat er op 16 oktober 2017, omstreeks 00:14 uur, een lichtschijnsel kwam, uit de richting van de voordeurwoning van [adres 2] . Ik zag dat er aansluitend een persoon uit diezelfde richting gelopen kwam. Dit tijdstip komt overeen met het moment waarop aangeefster belt met de politie en de persoon die haar gijzelde niet meer hoorbaar is op de achtergrond.
Omschrijving snapshot 16, 16 oktober 2017, omstreeks 00:39 u
Ik zag dat er twee politiemedewerkers het steegje inliepen, komende uit de richting van de
Parelduikersstraat en lopende in de richting van de woning van de aangeefster.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 7 november 2017, dossierpagina 103, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 6 november 2017 ben ik, verbalisant, naar de woning gegaan aan [adres 4] . Op dat moment was mevrouw [getuige 1] in de woning aanwezig. Ze vertelde dat ze op 15 oktober 2017 omstreeks 22:50 uur een vrouw hoorde schreeuwen vanuit het naastgelegen gangpad van haar woning. Doordat het geschreeuw hoorbaar was in de woning is zij samen met haar man, [getuige 2] , naar buiten gegaan om te luisteren waar het geluid precies vandaan kwam en of ze iets konden zien. Eenmaal buiten gekomen kon [getuige 1] aan het geschreeuw horen dat de vrouw in paniek was. Naast een vrouwenstem hoorde ze ook een mannenstem. Ze hoorde dat de mannenstem zei: “rustig, rustig, rustig”. Het schreeuwen heeft volgens [getuige 1] ongeveer 5 minuten geduurd, daarna was het stil.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 16 oktober 2017, met fotobijlagen, dossierpagina’s 44-46, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Op 16 oktober 2017 omstreeks 04:15 uur, waren wij, verbalisanten [verbalisant 7] en
[verbalisant 6] , met verdachte [verdachte] in het cellencomplex aan de Rijnbeekstraat 1. te Venlo. Bij de voorgeleiding van de verdachte zagen wij dat de verdachte in zijn gezicht enkele rode plekken had. Deze plekken leken op kleine wondjes c.q. krasjes. Wij zagen onder andere duidelijk dat de verdachte op zijn rechter wang een kras had zitten. Hiervan hebben wij meerdere foto's gemaakt welke bij dit proces-verbaal als bijlage worden toegevoegd.
9. De kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt d.d. 16 oktober 2017 door rapporteurs [verbalisant 8] , brigadier van politie, en [verbalisant 9] , hoofdagent van politie, dossierpagina’s 106-107, voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Plaats : [adres 2]
Datum en tijd : 16 oktober 2017 te 03:30 uur
Reden : Gijzeling
Omstandigheden : Naar aanleiding van een gijzeling werden deze goederen in beslag genomen. De dader zou uit het glas gedronken hebben. Tevens sigaretten peuken.
Beslagene
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Volgnummer 1
Goednummer : PL2300-2017166153-995805
Object : Servies
Bijzonderheden : Drinkglas / Sin nummer AAEZ9523NL
Volgnummer 3
Goednummer : PL2300-2017166153-995807
Object : Rookwaar (Sigaretten)
Aantal/eenheid : 2 stuks
Bijzonderheden : 1 peuk en 1 nog niet ontbrandde sigaret / sin nr. AAEZ9905NL
10. De kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt d.d. 17 oktober 2017 door rapporteur [verbalisant 10] , buitengewoon opsporingsambtenaar domein generieke opsporing, dossierpagina 129, voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Datum en tijd : 16 oktober 2017 te 04:20 uur
Reden : Gijzeling
Omstandigheden : Vest werd gedragen door slachtoffer [slachtoffer] . Mogelijke aanwezigheid van biologische sporen.
Volgnummer 1
Goednummer : PL2300-2017166153-996321
Object : Kleding (Vest)
Merk/type : Remel Dames
Kleur : Blauw
Spoor identificatienr. : AAKR5578NL
Bijzonderheden : Lichtblauw vest; bloed achterpand schouderhoogte
11. Het proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, opgemaakt d.d. 16 oktober 2017, dossierpagina’s 119-120, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 11] :
Op 16 oktober 2017 werd melding gedaan van een gijzeling te Venlo. Naar aanleiding van deze gijzeling werd aan mij, verbalisant, een verzoek gedaan om betrokkene te bemonsteren. Betrokkene zou bij thuiskomst door verdachte onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen zijn haar woning binnen te gaan. Tijdens deze gijzeling heeft betrokkene zich verzet en zou ze gevochten hebben met de verdachte.
Door mij, verbalisant, werd van de betrokkene middels een vochtig wattenstaafje de nagels van betrokkene bemonsterd. Betrokkene gaf aan dat de verdachte haar ook bij haar linkerarm vast gepakt, geduwd c.q. getrokken had. Door mij werd dit vest eveneens veiliggesteld voor verder Forensisch onderzoek.
Tijdens het onderzoek is als verdachte aangemerkt:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag 1] 1954
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in [geboorteland]
Nationaliteit : Turkse
Op het Regiobureau van politie aan [adres 5] , is forensisch onderzoek verricht. Hierbij zijn in het kader van de waarheidsvinding stukken van overtuiging (SVO's) veiliggesteld en in beslag genomen, waaronder biologische sporen. Deze SVO's lenen zich voor DNA-onderzoek.
Aan de volgende SVO's dient DNA-onderzoek te worden verricht:
Sporen
Spoornummer : PL2300-2017166153-47934
SIN : AAHL3771NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen : 16 oktober 2017 te 03:57 uur
Plaats veiligstellen : Rechterhand betrokkene [slachtoffer]
Bijzonderheden : Bemonstering nagels rechterhand
Spoornummer : PL2300-2017166153-47933
SIN : AAHL3772NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen : 16 oktober 2017 te 03:55 uur
Plaats veiligstellen : Linkerhand betrokkene [slachtoffer]
Bijzonderheden : Bemonstering nagels linkerhand
Onderzoeksopdracht/vraagstelling
SIN AAHL3771NL : Genereer een DNA profiel. Vergelijk het DNA profiel met het profiel van de verdachte [verdachte] .
SIN AAHL3772NL : Genereer een DNA profiel. Vergelijk het DNA profiel met het profiel van de verdachte [verdachte] .
In het belang van het opsporingsonderzoek is het noodzakelijk dat de in deze aanvraag genoemde SVO's worden onderzocht ter bepaling van en vergelijking met DNA-profielen, door een DNA-deskundige van het NFI.
12. Het proces-verbaal onderzoek stuk van overtuiging, opgemaakt d.d. 17 oktober 2017, dossierpagina’s 127-128, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 10] :
Op 16 oktober 2017 ontving ik het volgende stuk van overtuiging:
1. SVO kleding, vest voorzien van SIN: AAKR5578NL. Dit vest is afkomstig van [slachtoffer] , slachtoffer van een mogelijke gijzeling/ontvoering.
Onderzoek SVO met SIN AAKR5578NL
DNA-bemonstering
Ik heb in de onderzoeksruimte van de Forensische Opsporing, Venlo, het SVO gefotografeerd en onderzocht. Hierbij werd door mij een bloedveeg aangetroffen op de rugzijde van het vest, op schouderhoogte. Deze bloedveeg was positief voor bloed met de tetrabase test. Ik heb middels een wattenstaafje deze bloedveeg bemonsterd, in beslag genomen en als volgt gewaarmerkt: Spoor voorzien van SIN AAKR5579NL, afkomstig van SVO voorzien van SIN AAKR5578NL.
Aangeboden sporendrager
De hierna genoemde sporendrager werd aangeboden voor nader onderzoek.
Goednummer : PL2300-2017166153-996321
SIN : AAKR5578NL
Relatie met SIN : AAKR5579NL
Object : Kleding (Vest)
Merk/type : Remel Dames
Kleur : Blauw
Bijzonderheden : Lichtblauw vest. bloed achterpand schouderhoogte
Het volgende spoor werd in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Spoornummer : PL2300-2017166153-47943
SIN : AAKR5579NL
Relatie met SIN : AAKR5578NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Bloed
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen : 17 oktober 2017 te 09:20 uur
Plaats veiligstellen : Rugpand, schouderhoogte vest slachtoffer
13. Het rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een gijzeling in Venlo op 15 oktober 2017, opgemaakt d.d. 4 januari 2018, dossierpagina’s 131-135, voor zover inhoudende als onderzoeksbevindingen van dr. L.H.J. Aarts, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA:
Zaaknummer : 2017.09.21.209 (aanvraag 002 t/m 004)
Kenmerk aanvrager : PL2300-2017166153
Bijlage : DNA-profielcluster 41948
In deze zaak zijn een onderzoek naar biologische sporen en een DNA-onderzoek uitgevoerd.
Onderzoek naar biologische sporen
De bemonsteringen AAHL3771NL, AAHL3772NL en AAKR5579NL zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is bloed aangetroffen in de bemonsteringen AAHL3771NL en AAKR5579NL. In de bemonstering AAHL3772NL is geen bloed aangetroffen.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal Is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAHL3771NL#01 een bemonstering (nagels rechterhand betrokkene [slachtoffer] )
AAHL3772NL#01 een bemonstering (nagels linkerhand betrokkene [slachtoffer] )
AAKR5579NL#01 een bemonstering van een bloedspoor (rugpand, schouderhoogte vest slachtoffer)
RABM4119NL een referentiemonster wangslijmvlies van het slachtoffer [slachtoffer]
Resultaten, interpretatie en conclusie:
Van het referentiemonster van het slachtoffer [slachtoffer] RABM4119NL is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel en het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] RED969 (geboren op [geboortedag 1] 1954) zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
In Tabel 1 staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent dat als een persoon niet vermeld wordt, er
op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek geen aanwijzing is voor de aanwezigheid van
celmateriaal van deze persoon in die bemonstering.
Tabel 1 Resultaten Interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN - beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van - Matchkans DNA-profiel - Toelichting
AAHL3771NL#01: DNA-profiel van een vrouw, slachtoffer [slachtoffer]
AAHL3772NL#01: DNA-mengprofiel van twee personen, slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte]
AAKR5579NL#01: DNA-profiel een man, verdachte [verdachte] , kleiner dan één op één miljard
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] RED969 en het DNA-mengproflel van het celmateriaal in de bemonstering AAHL3772NL#0l zijn de volgende aannames gedaan:
1. De bemonstering AAHL3772NL#0l bevat celmateriaal van twee personen;
2. Eén van deze twee personen betreft het slachtoffer [slachtoffer] ;
3. De onbekende persoon in deze bemonstering (onder hypothese 2) is niet aan het slachtoffer [slachtoffer] of aan de verdachte [verdachte] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
hypothese 1:
De bemonstering bevat celmateriaal van het slachtoffer [slachtoffer] en de verdachte
[verdachte] .
hypothese 2:
De bemonstering bevat celmateriaal van het slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn ten minste één miljard keer waarschijnlijker als hypothese 1 waar is, dan als hypothese 2 waar is.
DNA-databank
Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAKR5579NL#0l van een bloedspoor is op 3 januari 2018 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Hierbij zijn geen andere matches gevonden dan de in tabel 1 vermelde match met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] RED969. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 41948 (zie bijlage).
Bijlage:
Nederlands Forensisch Instituut
DNA-profielcluster 41948
Bijlage bij NFI-zaaknummer 2017.09.21.209
Overzicht van de matchende DNA-profielen die bij het NFI zijn geregistreerd onder DNA-proflelcluster 41948.
NFI-zaaknummer : 2017.09.21.209
Omschrijving onderzoeksmateriaal : bloed
DNA-identiteitszegel : AAKR5579NL#0l
Delict : gijzeling
Kenmerk aanvrager : PL2300-2017166153
Soort DNA-profiel : enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel : kleiner dan één op één miljard
Datum opname DNA-databank : 3 januari 2018
Datum rapportage : zie bijgaand rapport
NFI-zaaknummer : 2005.09.16.019
NFI-batchnummer : CON-05-054
Omschrijving onderzoeksmateriaal : een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] (geboren op [geboortedag 1] 1954)
DNA-identiteitszegel : RED969
Delict : gijzeling
Parketnummer : 04/060787-04
Soort DNA-profiel : enkelvoudig DNA-profiel
Datum opname DNA-databank : 3 november 2005
Strafrechtelijke status zoals bekend : veroordeeld
bij het NFI
14. Het proces-verbaal ontvangen DNA-kit, opgemaakt d.d. 6 december 2017, opgenomen in het ongenummerd aanvullend proces-verbaal d.d. 5 februari 2018, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 12] :
Op 6 december 2017 ontving ik 4 DNA-kitten met daarin ieder één sporendrager die waren veiliggesteld tijdens het onderzoek ingevolge de gijzeling/ontvoering op het adres [adres 2] . Het veiligstellen van deze sporendrager is gebeurd conform de daarvoor geldende normen. De ontvangen sporendrager, hieronder afzonderlijk beschreven, werd door mij bemonsterd c.q. veiliggesteld.
DNA-sporenmateriaal:
Het genoemde biologisch sporenmateriaal werd voor vergelijking van DNA-profielen conform de bepalingen in artikel 138a van het Wetboek van Strafvordering inbeslaggenomen en voorzien van een uniek nummer, het SIN. Het betreffende sporenmateriaal is op de voorgeschreven wijze veiliggesteld.
Sporenlijst:
Het in de onderstaande sporenlijst vermelde sporenmateriaal werd veiliggesteld en
gewaarmerkt.
Spoornummer : PL2300-2017166153-48777
SIN : AAJN5813NL
Relatie met SIN : AAEZ9523NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen : 6 december 2017 te 09:00 uur (het hof begrijpt: veiligstellen DNA-spoor)
Plaats veiligstellen : Drinkglas
Spoornummer : PL2300-2017166153-48780
SIN : AAKZ3339NL
Relatie met SIN : AAGU9644NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Peuk
Wijze veiligstellen : Envelop
Tijdstip veiligstellen : 6 december 2017 te 09:15 uur (het hof begrijpt: veiligstellen DNA-spoor)
Spoornummer : PL2300-2017166153-48781
SIN : AAKZ3338NL
Relatie met SIN : AAFN3181NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Peuk
Wijze veiligstellen : Envelop
Tijdstip veiligstellen : 6 december 2017 te 09:30 uur (het hof begrijpt: veiligstellen DNA-spoor)
15. Het proces-verbaal onderzoek identificatie n.a.v. DNA-sporen inzake profiel cluster 41948, opgemaakt d.d. 25 januari 2018, opgenomen in het ongenummerd aanvullend proces-verbaal d.d. 5 februari 2018, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 13] :
Naar aanleiding van het door mij ontvangen rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, 18 januari 2018, verklaar ik, als medewerker forensische opsporing, dat van de hierna als betrokkene genoemde persoon door het Nederlands Forensisch Instituut een DNA profiel werd opgenomen in de landelijke DNA-databank. Het rapport is als bijlage bijgevoegd.
Vergelijkend onderzoek
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat de hieronder genoemde sporen zijn geïdentificeerd op het DNA profiel onder de volgende personalia:
Betrokkene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag 1] 1954
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in [geboorteland]
Nationaliteit : Turkse
Delictinformatie forensisch onderzoek
Delictinformatie : Gijzeling
Datum onderzoek : 6 december 2017
Plaats delict : [adres 2]
Spoornummer : PL2300-2017166153-48780
SIN : AAKZ3339NL
Spoortype : biologisch
Spooromschrijving : peuk
Wijze veiligstellen : envelop
Spoornummer : PL2300-2017166153-48781
SIN : AAKZ3338NL
Spoortype : biologisch
Spooromschrijving : peuk
Wijze veiligstellen : envelop
Opslag DNA-sporen:
In afwachting van verdere verwerking werden deze sporen opgeslagen in de daarvoor bestemde DNA-ruimte bij de afdeling Forensische Opsporing te Heerlen.
Overbrengen DNA-sporen naar NFI:
Op 05-01-2018 is o.a. het spoor 48781, SIN AAKZ3338NL, overgebracht naar het NFI.
16. Het rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een delict gepleegd in Venlo op 15 oktober 2017, opgemaakt d.d. 18 januari 2018, opgenomen in het ongenummerd aanvullend proces-verbaal d.d. 5 februari 2018, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, voor zover inhoudende als onderzoeksbevindingen van drs. A.I. Berghout, NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek:
Zaaknummer : 2018.01.08.201 (aanvraag 001)
Datum aanvraag : 5 januari 2018
Kenmerk aanvrager : PL2300-2017166153
Regiobatchnummer : 23-2018-001
Bijlage(n) : DNA-profielcluster 41948
DNA-onderzoek:
Het in Tabel 1 vermelde sporenmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Resultaten, interpretatie en conclusie:
In Tabel 1 staat vermeld of van het onderzochte sporenmateriaal een DNA-profiel is verkregen dat geschikt is voor een handmatige vergelijking of opname in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken.
Tabel 1 Resultaten interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN en omschrijving - Beschrijving DNA-profiel - Celmateriaal kan afkomstig zijn van - Matchkans
AAKZ3338NL#0l, peuk: DNA-profiel van een man; [verdachte] (zie 'DNA-databank')’; kleiner dan één op één miljard
AAKZ3339NL#0l, peuk: DNA-profiel van een man; [verdachte] ; kleiner dan één op één miljard
Bijlage:
Nederlands Forensisch Instituut
DNA-profielcluster 41948
Overzicht van de matchende DNA-profielen die bij het NFI zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 41948.
NFI-zaaknummer : 2018.01.08.201
Omschrijving onderzoeksmateriaal : een peuk
DNA-identiteitszegel : AAKZ3338NL#01
Kenmerk aanvrager : PL2300-2017166153
Soort DNA-profiel : enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel : kleiner dan één op één miljard
Datum opname DNA-databank : 15 januari 2018
NFI-zaaknummer : 2005.09.16.019
NFI-batchnummer : CON-05-054
Omschrijving onderzoeksmateriaal : een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] (geboren op [geboortedag 1] 1954)
DNA-identiteitszegel : RED969
Delict : art. 282a Sr
Parketnummer : 04/060787-04
Soort DNA-profiel : enkelvoudig DNA-profiel
Datum opname DNA-databank : 3 november 2005
Strafrechtelijke status zoals bekend : veroordeeld
bij het NFI
NFI-zaaknummer : 2017.09.21.209
Omschrijving onderzoeksmateriaal : bemonstering van een bloedspoor
DNA-identiteitszegel : AAKR5579NL#0l
Delict : gijzeling
Kenmerk aanvrager : PL2300-2017166153
Soort DNA-profiel : enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel : kleiner dan één op één miljard
Datum opname DNA-databank : 3 januari 2018
17. Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van TMFI (The Maastricht Forensic Institute), opgemaakt d.d. 14 juli 2020, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd, voor zover inhoudende als onderzoeksbevindingen van dr. P.J. Herbergs, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige:
1. Vraagstelling
Van het onderzoeksmateriaal, zoals vermeld in tabel 1a, dient DNA-onderzoek te worden verricht. De verkregen DNA-profielen moeten onderling worden vergeleken.
Van het referentiemateriaal zoals vermeld in tabel 1b, dient een DNA-profiel te worden opgesteld, waarna de DNA-profielen dienen te worden vergeleken met de DNA-profielen van het sporenmateriaal.
2. Ontvangen materiaal
Ontvangen van: Nederlands Forensisch Instituut
Datum ontvangst: 28 mei 2020
Tabel 1a - Ontvangen sporenmateriaal
SIN-nummer Beschrijving item
AAKZ3338NL#01C Contra DNA-extract van peuk
AAKZ3339NL#01C Contra DNA-extract van peuk
AAJN5813NL#01C Contra DNA-extract van bemonstering epitheel
AAHL3771NL#01C Contra DNA-extract van bemonstering nagels rechterhand
AAHL3772NL#01C Contra DNA-extract van bemonstering nagels linkerhand
AAKR5579NL#01C Contra DNA-extract van bemonstering bloedspoor: rugpand schouderhoogte vest
Tabel 1b - Ontvangen sporenmateriaal
SIN-nummer Beschrijving item Rol/Persoon/Geboren op
RED969#04 Wangslijmvlies Verdachte [verdachte] , [geboortedag 1] 1954
RABM4119NL#03 Wangslijmvlies Slachtoffer [slachtoffer] , [geboortedag 2] 1952
3.1
DNA-onderzoek
Van het onderzoeksmateriaal zijn DNA-profielen opgesteld met de NGM Select kit. Hiermee kunnen de DNA-kenmerken van 16 loci en een DNA-kenmerk voor het X- en Y-chromosoom (geslachtsbepaling) aangetoond worden.
4. Bevindingen
De opgestelde DNA-profielen zijn vergeleken met de DNA-profielen van verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer] . De resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn weergegeven in tabel 2.
Tabel 2 - Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering - DNA-profiel - Mogelijke donor van celmateriaal
Peuk AAKZ3338NL#01C - DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. - Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] .
Peuk AAKZ3339NL#01C - DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. - Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] .
Epitheel AAJN5813NL#01C - Onvolledig DNA-profiel van een man. - Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] . Zie 4.1 Statistische onderbouwing.
Nagels rechterhand AAHL3771NL#01C - DNA-profiel van een vrouw. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. - Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer] .
Nagels linkerhand AAHL3772NL#01C - DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van twee donoren, van wie zeker één man. - Slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] kunnen donor zijn van celmateriaal in de bemonstering. Zie 4.1 Statistische onderbouwing.
Bloedspoor rugpand schouderhoogte vest, AAKR5579NL#01C - DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. - Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] .
4.1
Statistische onderbouwing
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van verdachte [verdachte] in de bemonsteringen epitheel AAJN5813NL#01C en de bemonstering nagels linkerhand AAHL3772NL#01C is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Epitheel AAJN5813NL#01C
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] .
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van een onbekende, niet verwante persoon.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Nagels linkerhand AAHL3772NL#01C
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] .
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer] en een onbekende, niet verwante persoon.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
18. Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, derde meervoudige kamer voor strafzaken, van 17 november 2020, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Van 1991 tot 1998 heb ik een relatie gehad met de aangeefster, [slachtoffer] .
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte van meet af aan stellig heeft ontkend dat hij in de nacht van 15 op 16 oktober 2017 bij aangeefster [slachtoffer] in haar woning is geweest, laat staan dat hij haar heeft gegijzeld of bedreigd. De verdachte heeft verklaard dat hij de bewuste avond thuis was en gezelschap had van een persoon met de naam [betrokkene 2] . Uit de telefoongegevens in het dossier komt naar voren dat de verdachte die avond met [betrokkene 2] heeft gebeld.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verklaring van aangeefster op zichzelf staat. Hetgeen de rechtbank als ondersteuning van haar verklaring heeft gezien kan niet als zodanig dienen. De camerabeelden zijn onvoldoende duidelijk om op basis daarvan te concluderen dat de verdachte daarop is te zien. Evenmin is te zien wat de persoon op de beelden in zijn handen heeft. Over de wondjes in zijn gezicht heeft de verdachte verklaard dat die zijn ontstaan door toedoen van de politie. Bovendien past het bloedspoor op het vest van de aangeefster niet bij de verwondingen van de verdachte, aldus de raadsman.
De verdachte stelt zich op het standpunt dat de door de politie aangetroffen DNA-sporen voortvloeien uit het feit dat hij eerder met de aangeefster in contact is geweest en in dat verband ook in haar woning is geweest. In het verleden waren zij overburen en was sprake van een relatie tussen beiden.
De verdachte ontkent ook stellig dat hij zou hebben gedreigd met een vuurwapen. Door de politie is bij hem geen vuurwapen aangetroffen en dit is ook niet gevonden op de mogelijke route van de woning van de aangeefster naar de woning van de verdachte. Op de camerabeelden is geen vuurwapen te zien. Het dreigen met het vuurwapen berust alleen op de verklaring van aangeefster, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de aangifte van [slachtoffer] en het proces-verbaal uitluisteren 112-gesprek, stelt het hof vast dat aangeefster [slachtoffer] in de nacht van 15 op 16 oktober 2017 wederrechtelijk van haar vrijheid is beroofd in haar woning, waarbij de dader een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op haar richtte, alsmede dat zij is bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
De aangifte van [slachtoffer] wordt niet alleen ondersteund door het proces-verbaal uitluisteren 112-gesprek, maar ook door de camerabeelden die zijn gemaakt met een camera aan de nabij gelegen woning aan [adres 3] . Uit die beelden kan worden afgeleid, gelet op de lichtbundels die te zien waren in de steeg achter de woning aan [adres 2] , dat aangeefster [slachtoffer] op 15 oktober 2017 omstreeks 22.43 uur, gelijk zij heeft verklaard, met haar scootmobiel in de steeg achter haar woning arriveerde en dat daar rond die tijd ook een andere persoon liep, met kalend hoofd en in zijn handen een glanzend voorwerp van 20 tot 30 centimeter groot. De buurvrouw [getuige 1] heeft bij gelegenheid van haar verhoor door de politie verklaard dat zij op 15 oktober 2017 omstreeks 22.50 uur een vrouw hoorde schreeuwen vanuit het gangpad naast haar woning. Aan het geschreeuw te horen was de vrouw in paniek. Ook hoorde de buurvrouw een mannenstem, die zei: “rustig, rustig, rustig”.
Aangeefster [slachtoffer] heeft in het 112-gesprek direct tegen de medewerker van het operationeel centrum van de politie gezegd dat zij in de woning werd vastgehouden door [verdachte] . Zijn voornaam spelde zij in dat gesprek als ‘ [verdachte] ’. De verbalisant die het 112-gesprek heeft uitgeluisterd, heeft in het proces-verbaal uitluisteren 112-gesprek gerelateerd dat een mannelijke buitenlandse stem is te horen. Het hof stelt vast dat de verdachte is geboren in [geboorteland] en de Turkse nationaliteit heeft.
Het hof wijst tevens op de camerabeelden van de steeg achter de woning aan [adres 2] . Vooreerst merkt het hof op dat, in verband met de lage scherpte van de beelden, niet a prima facie kan worden vastgesteld dat de persoon op de beelden zonder meer de verdachte is. Er zijn evenwel feiten en omstandigheden uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen die wijzen op de persoon van de verdachte als degene die op de beelden te zien moet zijn. Het hof wijst in dat verband op het volgende.De persoon op de beelden heeft een kalend hoofd. Op de foto’s op dossierpagina 45 neemt het hof waar dat de verdachte op 16 oktober 2017 een kalend hoofd had. Daarbij komt dat screenshots van de camerabeelden zijn getoond aan de aangeefster. Zij heeft bij gelegenheid van haar verhoor door de politie verklaard dat zij de verdachte op de beelden herkent aan zijn postuur, zijn hoofd en het gegeven dat de persoon op de beelden op voor haar bekende wijze met zijn handen in elkaar wandelt.
Geverbaliseerd is dat aangeefster [slachtoffer] emotioneel werd na het zien van de screenshots van de beelden. Uit de verklaring van de verdachte afgelegd op 17 november 2020 ter terechtzitting in hoger beroep volgt bovendien dat de verdachte jarenlang een relatie heeft gehad met aangeefster [slachtoffer] , hetgeen ondersteunend is voor het kunnen herkennen van de verdachte door [slachtoffer] op de haar getoonde screenshots.
Het hof betrekt bij de vaststelling van het daderschap tevens de aangetroffen sporen. Het hof overweegt daaromtrent als volgt.Door de politie zijn in de woning van aangeefster [slachtoffer] en ook op haar kleding én onder haar nagels sporen aangetroffen die zijn onderzocht op DNA, waarbij een match is aangetoond met het DNA-profiel van de verdachte. Het gaat om sporen op twee sigarettenpeuken in de woning van aangeefster [slachtoffer] , een bloedspoor op haar vest en sporen aan de nagels van haar linkerhand. In hoger beroep is op verzoek van de verdediging door het TMFI een contra-expertise verricht. De bevindingen van het TMFI onderschrijven de onderzoeksbevindingen van het NFI. Bovendien heeft het TMFI ook nog een DNA-match van de verdachte aangetroffen in de bemonstering van sporen op een drinkglas, dat is aangetroffen in de woning van aangeefster [slachtoffer] .
Deze sporen komen overeen met hetgeen aangeefster heeft verklaard over het buiten vastpakken door de verdachte, het drinken van water door de verdachte, het roken van een sigaret en het krabben door aangeefster [slachtoffer] in het gezicht van de verdachte. Voor het hof is geenszins aannemelijk kunnen worden dat de aangetroffen DNA-sporen zijn ontstaan tijdens een eerder contact tussen de verdachte en aangeefster [slachtoffer] . De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 17 november 2020 verklaard dat hij de aangeefster voor het laatst heeft gezien in 2007, toen de verdachte een delict pleegde jegens haar. Het is praktisch gezien onmogelijk dat de DNA-sporen, in het bijzonder de sporen aan de vingernagels van de aangeefster, daar gedurende ongeveer 10 jaren bewaard zijn gebleven.
Ook de verklaring van de verdachte over de verwondingen in zijn gezicht, die volgens de verdachte zijn ontstaan door toedoen van de politie, kunnen niet afdoen aan de resultaten van het DNA-onderzoek. Ter terechtzitting in hoger beroep is de verdachte begonnen met te verklaren dat hij geen krassen had in zijn gezicht, hetgeen tegenstrijdig is aan zijn eerdere verklaring bij de politie dat de politie hem zou hebben verwond bij de aanhouding. In het proces-verbaal van aanhouding (dossierpagina 24) is vermeld welk geweld door het arrestatieteam is toegepast. Het geweld heeft bestaan uit het onder schot houden van de verdachte en fysiek geweld in de vorm van een voorwaartse trap, omdat de verdachte niet luisterde naar hem gegeven aanwijzingen. Er blijkt niet van door de politie uitgeoefend geweld op het hoofd van de verdachte.
Ten aanzien van de bloedvlek op het vest van aangeefster merkt het hof ten overvloede op dat aangeefster heeft verklaard dat het vest schoon was toen zij het die dag heeft aangetrokken. Het vest is vrijwel direct na het tenlastegelegde in beslag genomen, te weten op 16 oktober 2017 voor 4.15 uur (dossierpagina 74). Het hof ziet derhalve geen reden om te veronderstellen dat het bloed op een ander moment dan tijdens de wederrechtelijke vrijheidsberoving op het vest terecht is gekomen.
Dat er is gedreigd en bedreigd met gebruikmaking van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, komt niet alleen naar voren uit de aangifte, maar ook uit het proces-verbaal uitluisteren 112-gesprek. Immers, aangeefster [slachtoffer] heeft tegen de medewerker van het operationeel centrum van de politie meerdere keren gezegd: “die heeft een pistool”. Ook heeft zij gezegd: “die gaat laaje al”, waarmee zij bedoelde dat de verdachte een wapen aan het doorladen was. De verbalisant die het 112-gesprek heeft uitgeluisterd beschrijft in het proces-verbaal dat de meldster duidelijk hoorbaar overstuur is. Het hof twijfelt geenszins aan de authenticiteit van deze 112-melding.
Voorts wordt de verklaring van de aangeefster over het vuurwapen, dan wel een daarop gelijkend voorwerp, ondersteund door de camerabeelden, waarop – zoals reeds is vastgesteld – te zien is dat door de steeg achter de woning van de aangeefster een persoon liep met in zijn handen een glanzend voorwerp van 20 tot 30 centimeter groot. Dat bij de verdachte zelf ten tijde van zijn aanhouding of op de route naar zijn woning geen vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp is aangetroffen, kan daar niet aan afdoen.Het is zeer wel mogelijk dat de verdachte – voor wie het duidelijk moet zijn geweest dat de aangeefster op het toilet aan het bellen was met het noodnummer 112, in elk geval aan het bellen was met de politie dan wel met iemand die haar uit deze situatie kon helpen – na het verlaten van de woning van de aangeefster zich heeft ontdaan van het wapen.
Met betrekking tot hetgeen over de persoon [betrokkene 2] door de verdediging naar voren is gebracht overweegt het hof als volgt. In het procesdossier is op dossierpagina 112 te lezen dat er met de mobiele telefoon van de verdachte op 15 oktober 2017 omstreeks 18.34 uur kort telefonisch contact met iemand is geweest die in de mobiele telefoon van de verdachte is vermeld als “Tan Tan”. Uit niets blijkt echter dat die [betrokkene 2] op 15 oktober 2017 daadwerkelijk bij de verdachte is geweest, laat staan dat hij samen met haar omstreeks 22.43 uur in zijn woning was. De verdachte is hierover in hoger beroep bevraagd, maar hij kan niet verklaren hoe laat [betrokkene 2] , een prostituee, ongeveer bij hem zou zijn gearriveerd en hoe lang zij bij hem zou zijn geweest. De verdachte heeft in het algemeen verklaard dat zijn ervaring is dat, als hij [betrokkene 2] belt, zij soms na 20 minuten bij hem is en soms na drie uren. Bovendien heeft de verdachte direct na zijn aanhouding geenszins verklaard dat hij de hele avond thuis was en dat [betrokkene 2] bij hem was. Uit dossierpagina 33 komt naar voren dat de verdachte op het politiebureau tegen de hulpofficier van justitie heeft gezegd dat hij vanavond, dus op 15 oktober 2017, rond 19.00 uur bij de ABN AMRO-bank in Venlo is geweest om geld te pinnen, dat hij daarna naar zijn woning is gegaan, daar de hele avond is gebleven, geen bezoek heeft gehad en die avond alleen thuis was. Er is geen begin van aannemelijkheid voor het scenario van de verdediging dat de verdachte de hele avond thuis is geweest in het gezelschap van [betrokkene 2] en daarom niet degene kan zijn die aangeefster [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en bedreigd.
Ter terechtzitting van 17 november 2020 heeft de verdachte gewezen op een aantal data die hij op een briefje heeft geschreven, onder andere van tijdstippen waarop aangeefster hem heeft bezocht en data van andere voor de verdachte belangrijke gebeurtenissen die verband houden met de, in zijn ogen onterechte, arrestatie en veroordeling voor betrokkenheid bij c.q. deelname in de Bende van Venlo.
Ook heeft de verdachte ten overstaan van het hof gewezen op het beweerdelijke gegeven dat in het verleden een inbraak bij aangeefster zou zijn gefingeerd om de verzekering op te lichten. Een en ander duidt er volgens de verdachte op dat aangeefster onbetrouwbaar is en een plan heeft bedacht om hem ‘er in te luizen’.
Het hof kan aan hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht niet de betekenis toekennen die verdachte daaraan toekent. In het verleden heeft de verdachte een relatie gehad met aangeefster (volgens hem tussen 1991 en 1998), hetgeen een verklaring geeft voor de bezoeken van aangeefster aan de verdachte in die tijd. Hetgeen de verdachte overigens naar voren heeft gebracht met betrekking tot in het verleden door aangeefster gepleegde acties richting de verdachte doet niet af aan hetgeen is opgenomen in de bewijsmiddelen.
Aldus falen de verweren. Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
de eendaadse samenloop van
(feit 1 subsidiair) opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
(feit 2)
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de eendaadse samenloop van wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging. De verdachte heeft in de nacht van 15 op 16 oktober 2017 het slachtoffer opgewacht achter of bij haar woning. Vervolgens heeft de verdachte, onder bedreiging van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, het slachtoffer wederrechtelijk van de vrijheid beroofd en beroofd gehouden. De verdachte heeft het slachtoffer willen dwingen om te bellen naar haar gedetineerde zoon, om hem te bewegen de regionale omroep L1 te bellen met de mededeling dat de verdachte onschuldig zou hebben vastgezeten in de zaak van de Bende van Venlo.
Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft het slachtoffer zeer angstige momenten beleefd. Zij had zich op de wc opgesloten en vreesde voor haar leven, vooral toen de verdachte met een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, haar bedreigde.De verdachte heeft belet dat het slachtoffer haar woning kon verlaten. De strafbare feiten hebben een dusdanige indruk op het slachtoffer gemaakt, dat zij nadien niet meer in haar woning heeft willen verblijven. Het slachtoffer is uiteindelijk naar een andere woning verhuisd.
Het is niet de eerste keer dat de verdachte jegens het slachtoffer een ernstig strafbaar feit heeft begaan in verband met de in zijn ogen onterechte veroordeling in de zaak van de Bende van Venlo. De verdachte is in december 2005 eerder veroordeeld ter zake van de voortgezette handeling van gijzeling en bedreiging van het slachtoffer en in april 2008 voor onder meer de belaging van haar, telkens tot gevangenisstraffen van meerdere jaren. Die straffen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw in de fout te gaan. Ondanks dat een namens de verdachte ingediend herzieningsverzoek door de Hoge Raad der Nederlanden is afgewezen, heeft het er alle schijn van dat de verdachte niet wil berusten in zijn veroordeling in de zaak van de Bende van Venlo. Hem is toen (in 1996) een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren opgelegd ter zake van het medeplegen van moord, meermalen gepleegd. Dat verdachte daarin niet wil berusten rechtvaardigt naar het oordeel van het hof evenwel op geen enkele manier het plegen van strafbare feiten als de onderhavige.
Gezien het vorenstaande rekent het hof het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 november 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, daaronder voormelde veroordelingen begrepen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte dienaangaande naar voren gebracht dat hij – na enige tijd op verschillende locaties en bij zijn moeder te hebben gewoond – inmiddels zelfstandige woonruimte heeft, een bijstandsuitkering geniet, geen schulden heeft en kampt met oorproblemen.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en uit het oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Hoewel de rechtbank en de advocaat-generaal zulks eveneens hebben onderkend, zal het hof – gezien de omstandigheid dat de verdachte zal worden veroordeeld ter zake van wederrechtelijke vrijheidsberoving waarop bij wet een lagere straf is gesteld dan op gijzeling – niet overgaan tot oplegging van de door de rechtbank gevonniste en door de advocaat-generaal geëiste straf.
Mede gelet op de ter terechtzitting in hoger beroep door de advocaat-generaal bij requisitoir naar voren gebrachte vrees bij de hulpverlenende instanties voor recidive jegens het slachtoffer en indachtig het recidiverende gedrag van de verdachte in het verleden, acht het hof het aangewezen om te bepalen dat een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk zal zijn. Met oplegging van dit voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak nog het volgende.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling van de fases van hoger beroep en cassatie telkens dienen te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat het beroep is ingesteld (en in geval van een gedetineerde verdachte binnen 16 maanden), tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Als uitgangspunt heeft voorts te gelden dat in de regel sprake is van overschrijding van de redelijke termijn indien de stukken van het geding meer dan acht maanden na het instellen van het beroep in cassatie ter griffie van de Hoge Raad zijn ingekomen.
In de onderhavige strafzaak is verdachte in verzekering gesteld op 16 oktober 2017. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 17 april 2019, waarbij de gevangenneming is bevolen op 3 april 2019 en sindsdien is de verdachte (opnieuw) gedetineerd geraakt. Namens de verdachte is op 29 april 2019 hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft bij arrest van 1 december 2020 de verdachte veroordeeld. Vervolgens is op diezelfde dag beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn tijdig ter griffie van de Hoge Raad ingekomen. De Hoge Raad heeft op 24 december 2021 arrest gewezen, waarbij de zaak is teruggewezen naar dit hof opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. Het hof heeft bij beschikking van 6 januari 2022 de voorlopige hechtenis geschorst met ingang van 7 januari 2022 te 10.00 uur. Het hof zal bij arrest van heden – 14 februari 2023 – eindarrest wijzen.
Het hof stelt derhalve vast dat de overschrijding van de redelijke termijn in het aanvankelijke hoger beroep met ongeveer 3 maanden is overschreden. Van bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop, althans de overschrijding van de redelijke termijn, rechtvaardigen is het hof niet gebleken. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf zal matigen met 3 maanden.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden waarvan 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest.
Hetgeen overigens door de raadsman bij pleidooi naar voren is gebracht, legt naar ’s hofs oordeel, met name tegenover de ernst van het bewezenverklaarde, onvoldoende gewicht in de schaal om tot een andersluidend oordeel met betrekking tot de op te leggen straf te kunnen komen.
Het hof acht, gelet op de op te leggen gevangenisstraf, ten slotte termen aanwezig om het tegen de verdachte verleende en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Mitsdien zal het hof hierna overeenkomstig beslissen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.290,84, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering valt uiteen in de volgende bedragen:
een bedrag van € 290,84 aan kosten voor vloerbedekking in de nieuwe woning van de benadeelde partij;
een bedrag van € 2.000,00 aan smartengeld.
De rechtbank heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen tot het bedrag van € 2.290,84 (posten i. en ii. geheel), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De raadsman van de verdachte heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding, primair in verband met de bepleite integrale vrijspraak van het tenlastegelegde. Subsidiair is aangevoerd dat post i. in onvoldoende rechtstreeks verband staat met het tenlastegelegde om tot toewijzing te kunnen besluiten en dat post ii. door de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd.
Het hof is, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, maar met de verdediging van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gestelde schade van € 290,84 aan kosten voor nieuwe vloerbedekking (post i.) rechtstreeks als gevolg van het bewezenverklaarde is ontstaan. Derhalve zal het hof de benadeelde partij in deze gevorderde schadepost niet-ontvankelijk verklaren.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte het slachtoffer in enige mate letsel heeft opgelopen. In de toelichting op de vordering van de benadeelde partij wordt melding gemaakt van de omstandigheid dat de verdachte de benadeelde partij stevig bij haar armen en schouders heeft vastgepakt, met pijn, last en ongemak tot gevolg. Uit hetgeen op dossierpagina 78 is gerelateerd volgt dat de verdachte het slachtoffer inderdaad heeft vastgepakt en dat er is gevochten.
Het hof is voorts op grond van het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat sprake is van schending van een persoonlijkheidsrecht en daarmee van aantasting in de persoon. Hetgeen ten laste van de verdachte bewezen is verklaard heeft geleid tot grote gevoelens van angst en onveiligheid bij de benadeelde partij. Die angst en onveiligheid is zodanig geweest dat de benadeelde partij na het voorval niet meer in haar woning wilde verblijven, terwijl zij zich daar juist veilig zou moeten kunnen voelen. De benadeelde partij heeft in dit verband gesteld dat zij zich tijdens de wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging onmachtig voelde en doodsbang was. De verdachte heeft een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, doorgeladen en gedreigd dat hij de benadeelde partij in de benen en dood zou schieten. Dat de benadeelde partij doodsangsten heeft uitgestaan, volgt genoegzaam uit feit dat zij het ten tijde van het voorval daadwerkelijk in haar broek heeft gedaan, terwijl dit ook kan worden afgeleid uit het telefonisch gesprek dat zij vanuit de wc met de beambte van de 112- meldkamer heeft gevoerd. De benadeelde partij heeft tevens aangevoerd dat zij sinds het bewezenverklaarde slecht slaapt, onrustig is, zich gejaagd en onveilig voelt en veel piekert. Het hof stelt aldus vast dat de benadeelde partij is beschadigd in haar emotioneel en psychologisch functioneren.
Bovendien stelt het hof vast dat het een feit van algemene bekendheid is dat delicten als de onderhavige een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers opleveren en dat slachtoffers nog geruime tijd met de psychische gevolgen daarvan te kampen kunnen hebben, waardoor reeds op die grond kan worden gesproken van schending van een persoonlijkheidsrecht.
Van de aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich beroept op vergoeding van immateriële schade zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof is van oordeel dat de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, zoals hiervoor overwogen, meebrengen dat sprake is van aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b BW. Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade die benadeelde rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit heeft geleden naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 2.000,00.
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het totaalbedrag van € 2.000,00 (post ii. geheel) zal worden toegewezen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2017, zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde periode waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 2.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 (vijfenveertig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 11 (elf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het tegen de verdachte verleende en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro) als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 30 (dertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere in zoverre vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,
en op 14 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Henzen voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 14‑02‑2023