Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2017166153, gesloten d.d. 12 januari 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 135.
Rb. Limburg, 17-04-2019, nr. 03-659357-17
ECLI:NL:RBLIM:2019:3538, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
17-04-2019
- Zaaknummer
03-659357-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2019:3538, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 17‑04‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2020:3720, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2023:532, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2019-0646
Uitspraak 17‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Gijzeling in eigen woning en bedreiging met vuurwapen. Gevangenisstraf van 5 jaar. Bewijskracht van DNA-mengprofiel. Vergoeding van kosten i.v.m. verhuizing en immateriële schade.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659357-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 april 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
wonende te [adres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.C.J. Lina, advocaat kantoorhoudende te Venlo.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 april 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er (na vordering wijziging), kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: in de nacht van 15 op 16 oktober 2017 mevrouw [slachtoffer] heeft gegijzeld dan wel wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd;
feit 2: in de nacht van 15 op 16 oktober 2017 mevrouw [slachtoffer] heeft bedreigd met een vuurwapen.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd feit 1 primair en feit 2 bewezen te verklaren. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van eendaadse samenloop.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster [slachtoffer] . De raadsman heeft betwist dat de DNA-sporen onder de nagel van aangeefster en op haar vest dadersporen zijn en verzoekt contra-expertise. Het DNA-mengprofiel onder de nagel van aangeefster biedt geen ondersteuning voor de aanwezigheid van de verdachte in de woning van aangeefster en bovendien is uit het mengprofiel niet af te lezen hoe de verhouding is geweest tussen het DNA van aangeefster en de verdachte. De zeer beperkte verwondingen bij de verdachte kunnen geen bloedveeg op de achterkant van het vest van aangeefster hebben veroorzaakt. Daarnaast zegt aangeefster dat zij alleen bij haar armen is vastgehouden. De raadsman heeft voorts verweer gevoerd ten aanzien van het DNA dat is aangetroffen op de sigarettenpeuken. De raadsman stelt dat niet duidelijk is wanneer dit DNA is veiliggesteld en dat er geen delictrelatie aanwezig is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank1.
3.3.1
Inleiding
Om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen, dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of er een gijzeling c.q. vrijheidsberoving heeft plaatsgevonden en vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte hierbij betrokken is geweest.
3.3.2
Bewijsmiddelen ten aanzien van de gijzeling c.q. vrijheidsberoving en de bedreiging
De 112-melding
Op 16 oktober 2017 om 00:12 uur heeft mevrouw [slachtoffer] 112 gebeld. Een gedeelte van deze melding, van 00:12 uur tot en met 00:33 uur werd letterlijk uitgewerkt.2.
P: medewerker Operationeel Centrum Politie.
M: melder, aangeefster [slachtoffer] .
O: opmerking verbalisant, mannelijke buitenlandse stem die te horen is op de achtergrond (geluiden, stemmen e.d.)
P: Alarmlijn politie wat is de locatie van uw noodgeval.
M: [adres slachtoffer] , ben gegijzeld snel.
P: Door wie?
O: Een mannelijke buitenlandse stem die onverstaanbaar is, is hoorbaar op de achtergrond en een klink van een deur.
M: Door [verdachte] , ik zit op de wc, snel die heeft een pistool.
O: Er wordt op de deur geklopt.
Dezelfde buitenlands klinkende mannenstem is hoorbaar die roept “open” “Ik zei doe open”.
P: En wie is dat?
M: [verdachte] .
P: [verdachte] .
M: Ja, snel ik zit op de wc die heeft een pistool, die schiet dalijk.
P: Maar misschien?
M: Maar die gaat laaje al.
P: Heeft hij of heeft hij dat niet dat pistool?
M: Nee dat heeft hij.
P: Heeft u dat gezien?
M: Jaaa.
P: Snel die maakt dalijk de deur open hier.
M: Is dat de bewoner van het pand? Wij zijn onderweg.
M:Ja, ik kan niet lang de deur dicht houden snel.
P: Ja wij zijn onderweg.
O: De volgende woorden zijn door de mannelijk buitenlandse stem hoorbaar: “doe open” “open”
P: Wie woont daar?
M: lkke [slachtoffer] .
P: U woont daar.
M: Ja.
P: En wie is die meneer [verdachte] ?
M: Ja die is van de bende van Venlo.
P: Nee dat vraag ik niet.
M: [verdachte] .
O: De mannelijke buitenlandse stem zegt: “lk zeg doe open”, de klink van de deur en geklop is hoorbaar.
M: Oohh, die maakt de deur open snel.
O: Er wordt van alles geroepen door de mannelijke buitenlandse stem op de achtergrond, maar een en ander is voor mij onverstaanbaar.
P: Collega’s zijn onderweg, kunt u de deur niet afsluiten?
M: Ja die heeft mijn sleutel, die heeft de deur dicht gemaakt, van de voordeur de achterdeur alles heeft die.
P: Nee, de deur van het toilet kunt u die niet dicht maken.
M: Ja, die heb ik dich, die heb ik dich.
P: Oke dan kunt u nu even rustig adem halen, politie is onderweg.
P: Spelt u mij de naam van die man?
M: Uhh, [verdachte] .
[…]
P: [verdachte] , en wat is de achternaam?
M: [verdachte] .
P: Hoe schrijf ik dat?
M: [verdachte] .
P: En wat is dat van u.
M: Ja die heeft in de bende van Venlo vast gezeten.
P: Nee dat vraag ik niet, ik vraag.
M: Ik doe in mijn broek hier.
P: Hoe komt die persoon bij u binnen?
Wat is dat van u?
M: Ja ik ben van het kienen teruggekomen, die heeft mij opgepast (opmerking: klinkt als opgepast) hier in de gats.
P: Waarom u, wat is uw relatie met hem?
M: Ik heb niks met hem.
O: Door mij duidelijk hoorbaar dat meldster overstuur is.
P: U bent buiten in een gangpad door hem overmeesterd?
M: Ja.
P: En wat is er toen gebeurd?
M: Ja toen heb ik nog gevochten voor weg te komen maar die heeft mij vastgehouden.
P: Ja en toen?
M: Ja toen heeft hij mij de plaats opgeduwd, toen had ie die pistool want die wilde mij in de benen schieten.
P: En heeft u dat gezien dat pistool?
M: Ja die heb ik gezien een zwarte is dat.
P: Waar haalde hij dat vandaan?
M: Uit zijn broek.
P: En wat heeft [verdachte] toen gedaan?
M: Wie wat heeft die toen gedaan, toen is hij hier naar binnen gekomen, die is hier gaan zitten, die zit mij, die die zit hier binnen bij mij.
P: Hij heeft u naar binnen geduwd?
M: Ja, toen heeft hij de voordeur afgesloten en de achterdeur en heeft die mij de sleutels gepakt
P: Is hij er nog steeds?
M: Ja die is binnen, ik durf de deur niet open te maken.
P: Waar zit hij, in welke ruimte, weet u dat?
M: In de kamer, binnen in de kamer of hij staat in de keuken nou, 1 van de 2.
O: Het is hoorbaar dat meldster een zware ademhaling heeft.
P: Mevr. u bent in de woning, voor- en achterdeur waren gesloten en bent u toen naar de wc gerend?
M: Ja toen ben ik naar de wc gerend, en toen heb ik gebeld, maar ik heb al proberen te bellen maar ik kwam niet door.
M: Hoe lang duurt het nog?
P: De collega’s zijn ter plaatse mevrouw, en die nemen zicht in op het pand, wij kunnen niet zomaar naar binnen komen.
M: O zo ja.
P: Maar ik hou u aan de lijn.
M: Ja is goed.
O: Het is duidelijk hoorbaar dat meldster enorm van slag is.
[…]
O: Voor mij zijn op dit moment geen achtergrondgeluiden meer hoorbaar.
De aangifte van mevrouw [slachtoffer]3.
Mevrouw [slachtoffer] heeft aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op 15 oktober 2017 omstreeks 22:50 uur van het kienen naar huis is gereden. Het is ongeveer 8 minuten rijden met de scootmobiel naar haar woning aan de [verdachte] . Zij is via het achterom richting haar woning gegaan. Zij heeft toen de scootmobiel achter in de tuin gezet. Toen zij de tuinpoort wilde afsluiten, zag zij dat [verdachte] ineens voor haar stond. Zij kreeg niet meer de kans om de poort af te sluiten. Zij wilde de poort uit rennen, maar hij hield haar op dat moment tegen met beide handen. Zij begon te schreeuwen en hij begon te roepen dat zij naar binnen moest gaan. Zij zag dat hij een vuurwapen in zijn hand had en dat hij dit vuurwapen op haar richtte. Hij zei tegen haar dat, wanneer zij niet naar binnen zou gaan de tuin in, hij haar in de benen zou schieten. Toen is zij de tuin in gelopen richting de achterdeur van haar woning. Zij zag dat [verdachte] de sleutels van de poort af haalde en de poort van de tuin dicht maakte. Daarna is hij naar de keukendeur gelopen en heeft de keukendeur met haar sleutels open gemaakt. Zij moest voorop lopen. Zij zag dat [verdachte] het vuurwapen op haar bleef richten. Toen zijn ze naar binnen gegaan. Zij zei tegen hem dat zij zichzelf had bevuild en dat zij naar boven wilde gaan om zich op te frissen. Hij is toen achter haar aan gelopen naar boven. De gehele tijd heeft hij zijn vuurwapen op haar gericht gehad. Toen ze beneden waren, moest zij gaan zitten op de eenzitsbank en is hij op de stoel aan de eetkamertafel gaan zitten. Hij zei toen tegen haar dat zij morgen naar de gevangenis moest bellen en tegen [zoon slachtoffer] (haar zoon) moest zeggen dat hij L1 moest bellen om te zeggen dat [verdachte] onschuldig heeft vastgezeten in de zaak van de Bende van Venlo. [zoon slachtoffer] moest zijn naam zuiveren. Dit zei [verdachte] tegen haar onder bedreiging van zijn vuurwapen. Toen ze in de woonkamer zaten, zei [verdachte] tegen haar dat, wanneer de politie zou komen, hij haar dood zou schieten. Op een gegeven moment zag zij kans om haar telefoon uit haar tas te pakken. Zij heeft de telefoon toen in haar broekzak kunnen doen. Kort daarna is zij naar de wc kunnen vluchten. Toen zij op de wc zat, heeft zij de politie kunnen bellen. Zij hoorde dat [verdachte] toen aan de deurklink van de wc-deur aan het trekken was. Zij moest de deur van hem open maken. Zij hoorde dat hij eerst in het Turks aan het praten was tegen haar. Op een gegeven moment ging hij Nederlands tegen haar praten. Toen hoorde zij dat hij zijn vuurwapen aan het doorladen was. Eerder had hij in haar bijzijn ook het vuurwapen doorgeladen en dit was hetzelfde geluid. Zij hoorde dat hij tegen haar aan het schreeuwen was dat, wanneer zij niet van de wc af zou komen, hij door de wc-deur op haar zou schieten. Zij is toen niet meer van de wc af gekomen. Zij heeft de hele tijd met de politie gebeld totdat de politie binnenviel.
[slachtoffer] omschrijft het wapen als volgt. De kleur was zwart. Het viel haar op dat dit wapen een lange loop en een klein handvat had. Het wapen was wel een handwapen.4.[slachtoffer] heeft ook verklaard dat de vorige keer dat [verdachte] haar heeft gegijzeld, hij een klein pistool bij zich had. Nu had hij een wapen met een lange smalle loop.5.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij boven de lamp heeft aangemaakt op de badkamer toen zij zich opfrissen. [verdachte] zei toen tegen haar dat zij de lampen uit moest maken. Zij is toen terug naar boven gegaan om de badkamerlamp uit te maken. Zij mocht geen lampen aan maken van hem, alleen de tv mocht aan staan. Zij vond haar sleutels op een later moment terug vlak bij haar voordeur.6.
Camerabeelden
Uit het buurtonderzoek is gebleken dat op het adres [camera adres] twee camera’s zijn geïnstalleerd. Deze woning ligt vlakbij de plaats delict. Eén camera hangt in de steeg en zou mogelijk zicht hebben op de woning [adres slachtoffer] .7.
De camerabeelden van de twee camera’s zijn bekeken door de politie. Van de beelden werden snapshots gemaakt. De politie beschrijft de beelden als volgt. Op de beelden is te zien dat op 15 oktober 2017 omstreeks 22:17 uur een persoon kwam gelopen over de [camera adres] in de richting van het steegje tussen de [camera adres] en de [adres slachtoffer] . Deze persoon liep het steegje in, in de richting van de [adres slachtoffer] . De persoon hield de handen op de rug en bewoog de handen vervolgens naar de voorzijde van het lichaam. De persoon was kaal of kalend. Deze persoon hield de handen voor zich terwijl de persoon iets in de handen hield. De onbekende kalende persoon liep de hele steeg door en leek linksaf te slaan, uitkomende op de [adres slachtoffer] .
Omstreeks 22:43 uur scheen een lichtbundel over de muur van het steegje achter de woningen aan de [adres slachtoffer] . Deze lichtbundel verplaatste zich van geheel links in beeld naar een locatie in het steegje, direct achter de woning van aangeefster [slachtoffer] , [adres slachtoffer] . Het verplaatsen van de lichtbundel hield achter haar woning op. De lichtbundel bewoog in het steegje op dezelfde plek heen en weer. Even later verscheen een schijnsel op de muur van de achterzijde van de woning van de aangeefster. Kennelijk reed de aangeefster haar scootmobiel op dat moment de achtertuin in, zoals zij verklaarde in haar aangifte. Enkele seconden nadat de aangeefster kennelijk haar achtertuin in gereden was, kwam een persoon de steeg in lopen, komende uit de richting van de [adres slachtoffer] en lopende in de richting van de steeg achter de woning van aangeefster. Deze persoon betrof zeer waarschijnlijk dezelfde persoon als de eerder getoonde onbekende persoon. De persoon bewoog de rechterhand omhoog, tot ongeveer heuphoogte. De onbekende persoon vertraagde de pas op het moment dat deze bij het zijsteegje richting de tuindeur van de woning van aangeefster aan kwam. De persoon hield iets in de hand, maar het is niet te zien wat hij in de hand hield. In de achtertuin van de [adres slachtoffer] verscheen op de muur van de woning opnieuw een schijnsel van een lamp. Kennelijk ging er een lamp aan, in of aan de woning aan de [adres slachtoffer] .
Omstreeks 23:05 uur ging de verlichting in een van de kamers op de bovenverdieping aan de achterzijde van de woning van de aangeefster aan. Dit komt overeen met de verklaring van aangeefster waarin ze zei dat ze naar boven is gegaan om zich om te kleden.
Op 16 oktober 2017 omstreeks 00:14 uur kwam een lichtschijnsel uit de richting van de voordeurwoning van de [adres slachtoffer] . Aansluitend kwam een persoon uit diezelfde richting gelopen. Dit tijdstip komt overeen met het moment waarop aangeefster belt met de politie en de persoon die haar gijzelde niet meer hoorbaar is op de achtergrond.
Omstreeks 00:39 uur liepen twee politiemedewerkers het steegje in, komende uit de richting van de [camera adres] en lopende in de richting van de woning van de aangeefster.8.
3.3.3
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op basis van de beschrijving van de 112-melding, de aangifte van [slachtoffer] en de beschrijving van de camerabeelden vast dat er in de nacht van 15 op 16 oktober 2017 een gijzeling c.q. vrijheidsberoving heeft plaatsgevonden in de woning van aangeefster [slachtoffer] aan de [verdachte] . De rechtbank is van oordeel dat de lichtschijnselen die op de camerabeelden zijn waargenomen qua tijdstippen overeen komen met de verklaring van aangeefster over het tijdstip en de plek van thuiskomst en met de verklaring van aangeefster over het omkleden op de bovenverdieping. Bovendien komen de verklaringen van aangeefster overeen met de letterlijke weergave van de 112-melding. De verklaring van aangeefster [slachtoffer] wordt dus zowel door de camerabeelden als het 112-gesprek met de centralist ondersteund.
Overigens merkt de rechtbank op dat namens de verdediging niet is gesteld en evenmin anderszins is gebleken dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] dat er een gijzeling heeft plaatsgevonden, onbetrouwbaar zou zijn. Er zou in de ogen van de verdediging te weinig steunbewijs voor zijn.
3.3.4
Betrokkenheid van de verdachte
DNA-sporen vest
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij een vest aan had en dat [verdachte] haar heeft vastgepakt aan haar beide bovenarmen. Dit was op het moment dat hij ineens voor haar stond in de brandgang.9.[slachtoffer] heeft ook verklaard dat het vest schoon was toen zij het heeft aangetrokken. Zij had naar eigen zeggen zelf geen wondjes die gebloed zouden kunnen hebben.10.
Het vest is door de forensische opsporing in beslag genomen en veiliggesteld voor sporenonderzoek.11.Het werd onderzocht en daarbij werd een bloedveeg aangetroffen op de rugzijde, op schouderhoogte. Deze bloedveeg werd met de tetrabase test positief voor bloed getest. Deze bloedveeg werd bemonsterd, in beslag genomen en gewaarmerkt met SIN-nummer AAKR5579NL.12.
Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het DNA in het sporenmateriaal met SIN-nummer AAKR5579NL matcht met het DNA van de verdachte.13.
DNA-sporen nagels [slachtoffer]
heeft verder verklaard dat, toen [verdachte] haar met beide handen had vastgepakt, hij haar tegen de muur van de brandgang heeft geduwd. Toen is zij zich gaan verdedigen en toen heeft zij hem gekrabd in zijn gezicht.14.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gerelateerd dat zij op 16 oktober 2017 omstreeks 04:15 uur bij de voorgeleiding zagen dat de verdachte in zijn gezicht enkele rode plekken had. Deze plekken leken op kleine wondjes c.q. krasjes. Zij zagen dat de verdachte op zijn rechterwang een kras had zitten.15.
De nagels van aangeefster [slachtoffer] werden bemonsterd. De bemonstering van de nagels van de rechterhand van [slachtoffer] werd veiliggesteld voor DNA-onderzoek onder SIN-nummer AAHL3771NL. De bemonstering van de nagels van de linkerhand van [slachtoffer] werd veiliggesteld voor DNA-onderzoek onder SIN-nummer AAHL3772NL.16.
Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het DNA in het sporenmateriaal met SIN-nummer AAHL3772NL matcht met het DNA van de verdachte en met het DNA van aangeefster [slachtoffer] .17.
Herkenning op camerabeelden
Aangeefster [slachtoffer] zijn drie foto’s getoond van de bewakingscamera die gericht stond op de brandgang achter de woning van aangeefster. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij ziet dat het [verdachte] is op de foto’s. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij hem herkent aan zijn postuur en aan zijn hoofd. Zij weet 100 % zeker dat dit hem is. Wanneer hij wandelt dan heeft hij vaker zijn handen in elkaar zoals te zien is op de foto van bijlage 2 (de rechtbank: dossierpagina 82).
112-melding
Hiervoor onder 3.3.2. is de letterlijke uitwerking van de 112-melding door [slachtoffer] opgenomen. Hieruit volgt dat [slachtoffer] tegen de medewerker van het Operationeel Centrum Politie bijna meteen zegt dat zij is gegijzeld door [verdachte] .
3.3.5
Tussenconclusie
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde wettige bewijsmiddelen blijkt dat het de verdachte is geweest die in de nacht van 15 op 16 oktober 2017 mevrouw [slachtoffer] heeft gegijzeld c.q. van haar vrijheid heeft beroofd in haar woning aan de [verdachte] en haar ook bedreigd heeft met een vuurwapen. De rechtbank heeft op basis van alle bewijsmiddelen ook de overtuiging bekomen dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd. De verklaring van aangeefster [slachtoffer] vindt namelijk steun in de 112-melding, de camerabeelden en de DNA-sporen in onderlinge samenhang bezien.
De rechtbank overweegt daarbij dat, hoewel er geen vuurwapen is aangetroffen, de rechtbank wel bewezen acht dat de verdachte een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gebruikt, gelet op de gedetailleerde beschrijving door aangeefster [slachtoffer] en gelet op de authenticiteit van het gesprek dat zij met de meldkamer had tijdens de 112-melding.
3.3.6
Verweer verdediging en verzoek contra-expertise
De verdediging heeft aangevoerd dat aan de hand van de resultaten van het DNA-onderzoek niet eenduidig kan worden gesteld dat dit het DNA-profiel van de verdachte betreft, nu sprake is van een mengprofiel en de verdediging heeft verzocht om contra-expertise te laten uitvoeren.
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank beschouwt de aangetroffen DNA-sporen als dadersporen. De verdachte heeft geen plausibele verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op het vest van aangeefster [slachtoffer] , anders dan dat dit van tien jaar geleden moet zijn omdat de verdachte haar toen voor het laatst zou hebben gezien. Dit laatste acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Er blijft geen andere conclusie over dan dat hij dat zijn DNA heeft achtergelaten in de nacht van 15 op 16 oktober 2017. Ten aanzien van de aanwezigheid van zijn DNA onder de nagel van aangeefster [slachtoffer] stelt de rechtbank vast dat de verdachte hiervoor überhaupt geen verklaring heeft gegeven. Er blijft geen andere conclusie over dan dat het DNA van de verdachte onder de nagel van aangeefster [slachtoffer] is achtergebleven nadat zij hem heeft gekrabd in de nacht van 15 op 16 oktober 2017. Dit betreft inderdaad een mengprofiel met DNA van twee personen. Eén van beide profielen matcht met [slachtoffer] ’s profiel. Nu de bemonstering van haar lichaam afkomstig is, neemt het NFI – zoals gebruikelijk – aan dat [slachtoffer] ’s DNA daar dus in zit. Vanuit die aanname zijn twee hypotheses tegen elkaar afgezet: het andere profiel is van de verdachte of het andere profiel is van een willekeurige onbekende persoon. De bevindingen van het onderzoek zijn ten minste één miljard keer waarschijnlijker als die eerste hypothese waar is, dan wanneer de tweede hypothese waar zou zijn. De rechtbank concludeert hieruit dat dit resultaat een zeer hoge bewijskracht heeft voor de aanwezigheid van het DNA van de verdachte. Zij verwerpt daarom het verweer dat dit rapport niet “eenduidig” zou aantonen wat de officier van justitie stelt.
Het verzoek tot contra-expertise wijst de rechtbank af, nu de rechtbank daartoe geen aanknopingspunten ziet in de door de verdediging gegeven motivering die aan het verzoek ten grondslag ligt. De rechtbank weegt hierbij mee dat de verdediging dit verzoek redelijkerwijs in een veel eerder stadium had kunnen doen, bijvoorbeeld op het moment dat werd gevraagd om onderzoekwensen op te geven in augustus 2018, te meer nu ter terechtzitting niet is gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden die een dergelijk verzoek rechtvaardigen.
De rechtbank zal ten slotte de resultaten van het DNA-onderzoek aan de sigarettenpeuken niet gebruiken voor het bewijs, zodat het verweer van de verdediging op dit punt geen nadere bespreking behoeft.
3.3.7
Eindconclusie: bewezenverklaring voor feit 1 primair en feit 2 en samenloop
Alles overwegend komt de rechtbank tot een bewezenverklaring voor feit 1 primair en feit 2.
De rechtbank overweegt dat deze feiten in zodanige mate een samenhangend en zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen ook één verwijt wordt gemaakt, zodat sprake is van eendaadse samenloop.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
feit 1 primair
in de nacht van 15 op 16 oktober 2017 in de gemeente Venlo opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden met het oogmerk een ander, te weten haar zoon [zoon slachtoffer] , te dwingen iets te doen door
- genoemde [slachtoffer] vast te pakken en
- genoemde [slachtoffer] (onder bedreiging met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) te dwingen de woning gelegen aan de [adres slachtoffer] binnen te gaan en
- vervolgens de voordeur en achterdeur van de woning gelegen aan de [adres slachtoffer] op slot te doen en
- genoemde [slachtoffer] (onder bedreiging met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) te dwingen in de woning gelegen aan de [adres slachtoffer] te blijven en
- daarbij (onder bedreiging met een vuurwapen, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) tegen genoemde [slachtoffer] te zeggen dat zij morgen naar de gevangenis moest bellen en die [zoon slachtoffer] moest zeggen dat hij L1 moest bellen om te zeggen dat [verdachte] onschuldig heeft vastgezeten in de zaak van de Bende van Venlo;
feit 2
in de nacht van 15 op 16 oktober 2017 in de gemeente Venlo [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] te richten en/of gericht te houden en/of daarbij dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen, dat hij verdachte, die [slachtoffer] in de benen zou schieten en dood zou schieten wanneer de politie zou komen en dat hij, verdachte, door de wc-deur op genoemde [slachtoffer] zou schieten wanneer die [slachtoffer] niet van de wc af zou
komen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van:
feit 1 primair:
gijzeling
en
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf en/of de maatregel
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de duur van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gijzeling en bedreiging met een vuurwapen van mevrouw [slachtoffer] in haar eigen woning. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte mevrouw [slachtoffer] ’s avonds laat heeft opgewacht in de steeg achter haar woning en haar onder bedreiging van een vuurwapen heeft gegijzeld in haar woning. Dit is voor mevrouw [slachtoffer] zeer beangstigend geweest. Verdachte heeft haar hiermee willen dwingen tot het bellen naar de gevangenis om zo haar zoon [zoon slachtoffer] te dwingen tot het bellen naar L1 om te zeggen dat hij, verdachte, onschuldig heeft vastgezeten in de zaak van de Bende van Venlo. De letterlijke weergave van de 112-melding door [slachtoffer] terwijl zij zichzelf op het toilet had opgesloten, maakt op indrukwekkende wijze duidelijk dat mevrouw [slachtoffer] in haar eigen woning moet hebben gevreesd voor haar leven. Dat heeft er zelfs toe geleid dat ze is verhuisd.
Het baart de rechtbank ernstig zorgen dat verdachte eerder, in 2004, ook al is veroordeeld voor gijzeling en bedreiging van mevrouw [slachtoffer] en dat verdachte in 2008 is veroordeeld voor onder meer belaging van mevrouw [slachtoffer] . De verdachte is daarvoor veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk twee jaar en vier jaar. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw ernstige strafbare feiten tegen mevrouw [slachtoffer] te begaan.
Ter terechtzitting heeft verdachte bij herhaling verklaard dat hij maar één ding wil en dat is dat de waarheid over zijn rol bij de Bende van Venlo boven water komt. De vrees voor herhaling is dan ook dermate groot dat de rechtbank tijdens de inhoudelijke behandeling op vordering van de officier van justitie de gevangenneming van verdachte heeft bevolen. De rechtbank is van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal verdachte voor beide feiten veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de duur van het voorarrest in mindering dient te worden gebracht op deze gevangenisstraf.
7. De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering ingediend met betrekking tot de geleden schade als gevolg van de tenlastegelegde feiten. Zij vordert een bedrag van in totaal € 2.290,84, bestaande uit materiële en immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, gelet op de verzochte vrijspraken. De raadsman heeft subsidiair gesteld dat de gevorderde materiële schade niet in verband staat met de tenlastegelegde feiten.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De ten laste gelegde feiten zijn bewezen verklaard. Dit zijn strafbare feiten en aan de verdachte zal voor die feiten een straf worden opgelegd. Door deze feiten is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde partij is ontvankelijk in haar vordering.
Materiële schade
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde materiële schade het rechtstreekse gevolg is van het handelen van de verdachte. Zij is door hem in haar eigen huis gegijzeld en bedreigd. Dat heeft zo’n gevoel van onveiligheid veroorzaakt, dat zij noodgedwongen voor een verhuizing koos. Om dat nieuwe huis bewoonbaar te maken, heeft zij alleen de vloerbekleding moeten vervangen. De rechtbank zal deze schade, een bedrag van € 290,84, dan ook toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade van € 2.000,00 voor toewijzing vatbaar is. De benadeelde partij heeft deze vordering onderbouwd met verwijzing naar een vergelijkbare uitspraak. Zij heeft dat bedrag vervolgens gecorrigeerd voor haar eigen situatie, die eveneens concreet is gemotiveerd. De verdediging heeft deze schadepost inhoudelijk niet betwist. De rechtbank acht de vordering naar inhoud en omvang alleszins redelijk en zal die dus toewijzen.
Totale schade en wettelijke rente
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade volledig voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank zal de schade dan ook vaststellen op een bedrag van € 2.290,84. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 16 oktober 2017 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 16 oktober 2017 tot de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 2.290,84, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van
32 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf
16 oktober 2017 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [slachtoffer] , zoals hierna in het dictum genoemd.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 55, 282a, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- -
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- -
verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf (5) jaren;
- -
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- -
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer];
- -
veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van 2.290,84 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 16 oktober 2017 tot de dag der algehele voldoening;
- -
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 2.290,84 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 16 oktober 2017 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair 32 dagen hechtenis ten behoeve van voornoemd slachtoffer met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- -
bepaalt dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 2.290,84 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 16 oktober 2017 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer, daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Kleine, voorzitter, mr. L. Feuth en
mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 april 2019.
Buiten staat
Mr. L. Feuth is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 oktober 2017 in de gemeente Venlo opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden met het oogmerk een ander, te weten haar zoon [zoon slachtoffer] , te dwingen iets te doen of niet te doen door
- genoemde [slachtoffer] vast te pakken en/of
- genoemde [slachtoffer] (al dan niet onder bedreiging met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,) te dwingen de woning gelegen aan de [adres slachtoffer] binnen te gaan en/of
- ( vervolgens) de voordeur en/of achterdeur van de woning gelegen aan de [adres slachtoffer] op slot te doen en/of
- genoemde [slachtoffer] (al dan niet onder bedreiging met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,) te dwingen in de woning gelegen aan de [adres slachtoffer] te blijven en/of
- daarbij (al dan niet onder bedreiging met een vuurwapen, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,) tegen genoemde [slachtoffer] te zeggen dat zij morgen naar de gevangenis moest bellen en die [zoon slachtoffer] moest zeggen dat hij L1 moest bellen om te zeggen dat [verdachte] onschuldig heeft vastgezeten in de zaak van de Bende van Venlo;
art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 oktober 2017 in de gemeente Venlo opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- genoemde [slachtoffer] vast te pakken en/of
- genoemde [slachtoffer] (al dan niet onder bedreiging met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,) te dwingen de woning gelegen aan de [adres slachtoffer] binnen te gaan en/of
- ( vervolgens) de voordeur en/of achterdeur van de woning gelegen aan de [adres slachtoffer] op slot te doen en/of
- genoemde [slachtoffer] (al dan niet onder bedreiging met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,) te dwingen in de woning gelegen aan de [adres slachtoffer] te blijven;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 oktober 2017 in de gemeente Venlo [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] te richten en/of gericht te houden en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer] te roepen, althans te zeggen, dat hij verdachte, die [slachtoffer] in de benen zou schieten en/of dood zou schieten wanneer de politie zou komen en/of dat hij, verdachte, door de wc deur op genoemde [slachtoffer] zou schieten wanneer die [slachtoffer] niet van de wc af zou
komen.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 17‑04‑2019
Proces-verbaal uitluisteren 112 gesprek d.d. 6 november 2017, pagina’s 68 tot en met 71.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 oktober 2017, pagina’s 73 tot en met 76.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 oktober 2017, pagina 75.
Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 6 november 2017, pagina 79.
Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 6 november 2017, pagina 79.
Proces-verbaal buurtonderzoek d.d. 17 oktober 2017, pagina’s 84 en 85.
Proces-verbaal beelden [camera adres] 14 d.d. 31 oktober 2017, pagina’s 88 tot en met 97.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 oktober 2017, pagina 74.
Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 6 november 2017, pagina 79.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 oktober 2017, pagina 74.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige d.d. 16 oktober 2017, pagina’s 119 en 120.
Proces-verbaal Onderzoek stuk van overtuiging d.d. 17 oktober 2017, pagina’s 127 en 128.
Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 januari 2018, zaaknummer 2017.09.21.209 (aanvraag 002 t/m 004), opgemaakt door dr. L.H.J. Aarts, NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek, pagina’s 131 tot en met 134.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 oktober 2017, pagina 75.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2017, met bijlagen, pagina’s 44 tot en met 46.
Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige d.d. 16 oktober 2017, pagina’s 119 en 120.
Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 januari 2018, zaaknummer 2017.09.21.209 (aanvraag 002 t/m 004), opgemaakt door dr. L.H.J. Aarts, NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek, pagina’s 131 tot en met 134.