Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/4.1
4.1 Inleiding
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS504755:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Rb. Rotterdam 28 november 2002, S&S 2003, 127.
In dezelfde zin MERKIN, 3.4 met betrekking tot art. 6 AA: 'A clause under which the parties confer upon each other an option to arbitrate (...) was held to be an arbitration agreement (...). There can be linie doubt as to the correctness of this ruling, as the exercise of the option by one party necessarily creates an obligation to arbitrate upon the other (...).'.
Het is niet uitgesloten dat een dergelijk beding zo moet worden uitgelegd dat partijen zelfs niet de keuze toekomt tussen de gewone rechter en arbitrage en geschillen aan arbitrage moeten onderwerpen (vgl. High Court Hong Kong 24 september 1992 (Guangdong Agriculture/Conagra International), CLOUT Case 41 met betrekking tot het volgende beding: 'In case no settlement can be reached, the case under dispute can then be submitted to (...) arbitration (...). The arbitration shall take place in Hong Kong and shall take place in accordance with the rules of Hong Kong (...).' [cursief toegevoegd]; de clausule is aldus uitgelegd dat partijen geschillen slechts aan arbiters konden voorleggen.
MASSURAS, blz. 76-77.
Zie bijvoorbeeld NAI 14 november 1994, TvA 1995, blz. 10 waarin het scheidsgerecht zich onbevoegd verklaart op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt omdat partijen voor de voorgelegde geschillen arbitrage bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw waren overeengekomen; arbiters komen soms niet eens toe aan de beslissing dat zij onbevoegd zijn als het arbitrage-instituut de arbitrage niet in gang zet; zo bepaalt art. 6 lid 2ICC Rules: '(...). If the Court is not so satisfied [i.e. prima facie satisfied that an arbitration agreement under the Rules may exist], the parties shall be notified that the arbitration cannot proceed. In such a case, any party retains the right to ask the any court having jurisdiction whether or not there is a binding arbitration agreement.' [tekst toegevoegd].
K.P. BERGER, Set-Off in International Economie Arbitration, blz. 75; vgl. in dezelfde zin Burg. Rv. (SNIJDERS), art. 1020, aant. 8 in navolging van W.H. HEEMSKERK in zijn aant. 8 op art. 1020 in Burg. Rv.
Vooraleer kan worden vastgesteld hoe een geldige overeenkomst tot arbitrage totstandkomt, zal eerst moeten worden bezien welke de essentialia zijn van de overeenkomst tot arbitrage.
De wet geeft niet echt een definitie van de overeenkomst tot arbitrage, doch uit de bepalingen omtrent de overeenkomst tot arbitrage in art. 1020 leden 1 en 2 Rv kan wel een definitie worden afgeleid:
’1. Partijen kunnen bij overeenkomst geschillen die tussen hen uit een bepaalde, al dan niet uit een overeenkomst voortvloeiende, rechtsbetrekking zijn ontstaan dan wel zouden kunnen ontstaan, aan arbitrage onderwerpen.
2. De overeenkomst tot arbitrage, bedoeld in het eerste lid, betreft zowel het compromis waarbij de partijen zich verbinden om een tussen hen bestaand geschil aan arbitrage te onderwerpen als het arbitraal beding waarbij de partijen zich verbinden om geschillen die tussen hen zouden kunnen ontstaan, aan arbitrage te onderwerpen."
Op grond van het bepaalde in art. 1020 leden 1 en 2 Rv kan de overeenkomst tot arbitrage als volgt worden gedefinieerd: de overeenkomst tot arbitrage is de overeenkomst waarbij partijen zich ertoe verbinden dat zij tussen hen bestaande of toekomstige geschillen uit een bepaalde rechtsbetrekking aan arbitrage onderwerpen.
Soms komen partijen overeen dat zij geschillen uit een bepaalde rechtsbetrekking aan arbitrage kunnen onderwerpen. Alsdan is nog geen overeenkomst tot arbitrage totstandgekomen als de overeenkomst aldus moet worden uitgelegd dat partijen dan alsnog een overeenkomst tot arbitrage moeten sluiten willen zij geschillen daadwerkelijk aan arbitrage onderwerpen. De bepaling houdt aldus slechts in dat partijen zich alsnog ertoe kunnen verbinden om geschillen uit een bepaalde rechtsbetrekking aan arbitrage te onderwerpen. Eerst als zij zich daartoe verbinden, zal een overeenkomst tot arbitrage totstandkomen, aldus luidt ook de beslissing van de Rechtbank Rotterdam in een zaak met een dergelijk beding:
’3.1
Op de door Bettman in het geding gebrachte achterzijde van deze vrachtbrief staat onder andere vermeld:
’Scheidsgerecht overeenkomstig artikel 33 CMR.
Alle geschillen die tussen in Nederland gevestigde partijen ontstaan met betrekking tot de onderhavige vervoersovereenkomst kunnen (cursivering rb.) met toepassing van het CMR worden beslecht overeenkomstig het Reglement van de Stichting Arbitrage voor Logistiek, gevestigd te 's-Gravenhage."
3.2 De aangehaalde tekst op de achterzijde van de vrachtbrief geeft aan dat partijen, indien zij dit wensen, eventuele geschillen door arbitrage kunnen laten beslechten. Gesteld noch gebleken is echter dat partijen dit ook werkelijk zijn overeengekomen. De aangehaalde clausule op de achterzijde van de vrachtbrief leidt — zonder meer niet tot onbevoegdheid van deze rechtbank."1
Moet de overeenkomst aldus worden uitgelegd dat elk van de partijen het recht heeft om geschillen aan arbiters voor te leggen, dan komt mijns inziens wel degelijk een overeenkomst tot arbitrage tot stand en zal aan de daaraan gestelde eisen moeten worden voldaan (zie ook 3.2.3.3 sub a en 10.2.2.6).2 Op grond van de tekst van een clausule als zojuist aangehaald, meen ik dat zij even goed zó kan worden uitgelegd dat elk van de partijen inderdaad de keuze heeft geschillen aan arbiters voor te leggen. Zodra een partij het geschil aan arbiters voorlegt, is de wederpartij gebonden.3
De zojuist gegeven definitie van de overeenkomst tot arbitrage volgens Nederlands recht strookt met de bepalingen omtrent de overeenkomst tot arbitrage in de Modelwet Arbitrage, de Franse Nouveau Code de Procédure Civile (NCPC), de Zwitserse wet voor internationaal privaatrecht (LDIP), de Engelse Arbitragewet (AA) en de Duitse Zivilprocessordnung (720).
De Modelwet Arbitrage kent in art. 7 lid 1 een eigen definitie voor de overeenkomst tot arbitrage die overeenkomt met de zojuist gegeven definitie:
’`Arbitration Agreement' is an agreement by the parties to submit to arbitration all or certain disputes which have arisen or which may arise between them in respect of a defined legal relationship, whether contractual or not."
De definitie in art. 1442 NCPC voor het arbitraal beding (de overeenkomst tot arbitrage betreffende toekomstige geschillen) respectievelijk in art. 1447 NCPC voor het compromis (de overeenkomst tot arbitrage betreffende bestaande geschillen) luidt als volgt:
’La clause compromissoire est la convention par laquelle les parties à un contrat s'engagent à soumettre à l'arbitrage les litiges qui pourraient naitre relativement á ce contrat."
’Le compromis est la convention par laquelle les parties à un litige né soumettent celui-ci à l'arbitrage d'une ou plusieurs personnes."
De Zwitserse wet voor internationaal privaatrecht (waarin tevens de regeling inzake internationale arbitrage is opgenomen) behelst niet echt een definitie van de overeenkomst tot arbitrage, doch duidt in art. 7 LDIP wél in algemene termen op de overeenkomst tot arbitrage met betrekking tot een geschil waarover partijen kunnen arbitreren:
’Si les parties ont conclu une convention d'arbitrage visant un différant arbitrable, le tribunal suisse saisi déclinera sa compétence (...)."
Art. 6 Engelse Arbitragewet kent wel een definitie van de overeenkomst tot arbitrage:
’(1) In this Part an «arbitration agreement» means an agreement to submit to arbitration present or future disputes (whether they are contractual or not). (2) (..-)."
De Duitse wet, ten slotte, kent in art. 1029ZPO eveneens een definitie die met de vorenstaande overeenstemt:
’(1) Schiedsvereinbarung ist eine Vereinbarung der Parteien, alle oder einzelne Streitigkeiten, die zwischen ihnen in bezug auf ein bestimmtes RechtsverhWtnis vertraglicher oder nichtvertraglicher Art entstanden sind oder künftig entstehen, der Entscheidung durch ein Schiedsgericht zu unterwerfen.
(2) Eine Schiedsvereinbarung karn in Form einer selbstndigen Vereinbarung (Schiedsabrede) order in Form einer Klausel in einem Vertrag (Schiedsklausel) geschlossen werden."
Het object van de overeenkomst tot arbitrage is, in beginsel, een geschil uit een bepaalde rechtsbetrekking dat partijen aan arbitrage onderwerpen. Hiermee zijn mijns inziens de essentialia van de overeenkomst tot arbitrage gegeven. Zij zullen mijns inziens moeten zijn opgenomen in het geschrift dat tot bewijs van de overeenkomst tot arbitrage strekt of moeten blijken uit het elektronisch equivalent daarvan (art. 1021 Rv) (zie 8.2, 8.4 en 8.5). Men duidt voor de essentialia ook wel op de Mindestinhalt van de overeenkomst tot arbitrage:
’Als maβgebendes Element erwiest sich infolgedessen lediglich der Mindestinhalt des Schiedsvertrags. Somit sind die zur Schiedsklausel gehörenden Abmachungen auf ein Minimum zu reduzieren, welches absolut notwendig und ausreichend ist, die Bindung der Beteiligten an die schiedsrichterliche Entscheidungszuständigkeit zu schaffen, die Übertragung der Entscheidung auf Schiedsrichter zu ermöglichen und die Einrede des Schiedsvertrag (...) zu rechtfertigen.
(…).
(...) Mithin steht fest, daß der notwendige Inhalt des Schiedsvertrags (...) in denkbar großtem Masse eingeschränkt ist. Erforderlich ist nur daβ aus der Vereinbarung unmiβversandlich hervorgeht, daβ über Rechtsstreite aus einem bestimmten Rechtsverhältnis (...) Schiedsrichter zu befinden haben (...) mit dem Ergebnis, daβ die Streitigkeit den ordentlichen Gerichten entzogen wird. (...). Es reicht daher auch eine sog. Blankoschiedsklausel oder Blankettklausel."4 [cursief toegevoegd]
Overigens kunnen partijen bij overeenkomst ook een beperkt aantal zaken buiten geschil aan arbitrage onderwerpen (vgl. art. 1020 lid 4 Rv) (zie 4.4).
Vraag is wat precies met "arbitrage" (4.2), met "geschillen uit een bepaalde rechtsbetrekking" (4.3) en met "zaken buiten geschil" (4.4) wordt bedoeld.
Met de zojuist genoemde Mindestinhalt gaat het om de minimuminhoud die volgens de wet voor de overeenkomst tot arbitrage heeft te gelden. Het is evenwel niet uitgesloten dat, naast de elementen die als essentialia van de overeenkomst tot arbitrage kunnen worden aangemerkt, uit de overeenkomst tussen partijen zélf voortvloeit dat bepaalde elementen voor de keuze voor arbitrage essentieel, zelfs zo essentieel dat de wilsovereenstemming betreffende arbitrage daarvan afhankelijk moet worden geacht. zijn. Zo is het mogelijk dat partijen arbitrage volgens het reglement van een bepaald arbitrage-instituut zijn overeengekomen, terwijl de keuze voor het reglement en het instituut essentieel waren bij de keuze voor arbitrage.
Indien één van de partijen een geschil voorlegt aan een ander dan het overeengekomen arbitrage-instituut, zal het desbetreffende (volgens het reglement van het instituut benoemde) scheidsgerecht zich onbevoegd verklaren op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt als de keuze voor arbitrage bij het overeengekomen arbitrage-instituut essentieel was voor partijen en de wederpartij zich tijdig erop beroept dat het scheidsgerecht onbevoegd is (art. 1052 lid 2 Rv) (zie voorts 11.1, dit ook met betrekking tot de ingrijpende gevolgen van de verklaring van het scheidsgerecht dat het onbevoegd is).5 In het algemeen zal mogen worden aangenomen dat de keuze voor een bepaald arbitrage-instituut voor partijen essentieel is: "It does not matter whether the parties have chosen a specialized arbitral institution for that claim or not. Every arbitral institution is chosen for some particular geographical, personal, technical or legal reason. Irrespective of how these reasons are assessed by outsiders, the arbitration agreement expresses the clear will of the parties to have claims arising out of that contract adjudicated under auspices of a certain arbitral agreement."6 (zie ook 10.3.4.3). Ook buiten de vraag of het overeengekomen reglement essentieel was voor de keuze voor arbitrage, zullen problemen kunnen bestaan als een geschil wordt voorgelegd aan een arbitrage-instituut dat in de overeenkomst tussen partijen niet was aangewezen; zo bestaat de kans dat de benoeming van het scheidsgerecht niet volgens de overeengekomen regels plaatsvindt (art. 1052 lid 3 Rv) en dat het arbitraal geding niet geheel volgens de overeengekomen regels verloopt (art. 1064 lid 4 Rv).
Aspecten die niet als essentialia van de overeenkomst tot arbitrage kunnen worden aangemerkt, zullen met name essentieel kunnen zijn als partijen omtrent dergelijke aspecten een voorziening in hun overeenkomst hebben opgenomen. Als vervolgens blijkt dat zich omtrent dergelijke aspecten fundamentele problemen voordoen, kan de conclusie zijn dat een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt. Hebben partijen omtrent aspecten die geen essentialia van de overeenkomst tot arbitrage vormen geen voorziening opgenomen, dan zal veelal kunnen worden aangenomen dat een geldige arbitrageovereenkomst bestaat (zie 4.6), terwijl een geldige arbitrageovereenkomst zal ontbreken als niet aan de essentialia van de overeenkomst tot arbitrage is voldaan.
In dit hoofdstuk zal ik eerst ingaan op de essentialia van de overeenkomst tot arbitrage (zie 4.2-4.5). Vervolgens zullen de resterende aangelegenheden die geen essentialia vormen aan de orde komen (zie 4.6). Ten slotte zal ik ingaan op een aantal aangelegenheden (voeging, tussenkomst, vrijwaring, arbitraal hoger beroep en arbitraal kort geding) waarbij de vraag rijst of het om essentialia van de overeenkomst tot arbitrage of om resterende aangelegenheden gaat (zie 4.7).