RvdW 2018/1291
Onrechtmatige daad. Verjaring op voet van art. 3:310 BW; beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar; strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf; uitzonderlijk geval. Misbruik van procesbevoegdheid door vordering te baseren op feit waarvan eiser onjuistheid kende?; art. 81 RO. Samenhang met zaak RvdW 2018/1290.
HR 23-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2047
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 november 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/02698
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2047, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:791, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑07‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑07‑2017
- Wetingang
Essentie
Onrechtmatige daad. Verjaring op voet van art. 3:310 BW; beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar; strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf; uitzonderlijk geval. Misbruik van procesbevoegdheid door vordering te baseren op feit waarvan eiser onjuistheid kende?; art. 81 RO. Samenhang met zaak RvdW 2018/1290.
De verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen; een beroep op verjaring, waaronder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.