Einde inhoudsopgave
Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15
Artikel 15 (het toezicht op de naleving)
Geldend
Geldend vanaf 25-03-2024
- Bronpublicatie:
08-11-2023, Stb. 2023, 419 (uitgifte: 22-11-2023, kamerstukken: 36384)
- Inwerkingtreding
25-03-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2023, Stb. 2023, 419 (uitgifte: 22-11-2023, kamerstukken: 36384)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Inrichting wegverkeer
1.
Met het toezicht op de naleving van artikel 7, eerste lid, en 7b, eerste lid, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.
2.
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3.
Op de eerste vordering van een aangewezen persoon als bedoeld in het eerste lid is de bestuurder van een motorrijtuig verplicht dat te doen stilstaan.
4.
Als het motorrijtuig is staande gehouden met toepassing van het derde lid, kan een beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 12, eerste lid, worden bekendgemaakt door uitreiking aan de bestuurder als:
- a.
de betalingstermijn na de aanmaning, bedoeld in artikel 8, tweede lid, is verstreken; of
- b.
de termijn voor het betalen van het toltarief, bedoeld in artikel 7b, eerste lid, is verstreken en er voorafgaand aan de staandehouding geen aanmaning aan de houder, kon worden gezonden.
In afwijking van de termijn, bedoeld in artikel 12, derde lid, moet deze bestuurlijke boete onmiddellijk worden betaald.
5.
Indien in afwijking van het vierde lid de bestuurlijke boete niet onmiddellijk is betaald, is enkel na het verstrijken van twee weken nadat de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden, artikel 12, vierde tot en met achtste lid, van toepassing.
6.
Onze Minister is bevoegd om in het geval, bedoeld in het vierde lid, of in het geval dat de houder geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder opgelegde, onherroepelijke bestuurlijke boete voor een overtreding als bedoeld in artikel 12, eerste lid, bij wijze van voorlopige maatregel het motorrijtuig naar een door Onze Minister aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te stellen, dan wel aan het motorrijtuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Onze Minister kan vorderen dat, voordat het voertuig aan de bestuurder wordt teruggegeven, naast de kosten van overbrenging en bewaring, eveneens het bedrag van de opgelegde bestuurlijke boete inclusief de daarop te vallen verhogingen zal worden voldaan.
7.
Bij de beschikking, bedoeld in het vierde lid, wordt gewezen op de bevoegdheid, bedoeld in het zesde en negende lid.
8.
Voldoening van het bedrag van de opgelegde bestuurlijke boete laat de mogelijkheid om tegen de opgelegde boete, die is bekendgemaakt overeenkomstig het vierde lid, bezwaar te maken of beroep in te stellen onverlet. Het bezwaar en beroep tegen de bestuurlijke boete richt zich ook tegen de voorlopige maatregel, bedoeld in het zesde lid. Wordt het bezwaar of beroep gegrond verklaard, dan wordt het bedrag van de bestuurlijke boete en, als toepassing is gegeven aan het zesde lid, het motorrijtuig teruggegeven.
9.
Als twaalf weken na de aanvang van de voorlopige maatregel, bedoeld in het zesde lid, de rechthebbende zijn motorrijtuig niet heeft afgehaald, wordt hij geacht zijn recht op de zaak te hebben opgegeven en is Onze Minister bevoegd het motorrijtuig om niet aan een derde in eigendom te doen overdragen, te verkopen of te doen vernietigen.
10.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de overbrenging, bewaring, eigendomsoverdracht om niet, verkoop, vernietiging, de berekening van de kosten van overbrenging en bewaring, alsmede over hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.