NJB 2014/884
Voeging benadeelde partij in hoger beroep, art. 421 lid 3 Sv: geen steun in het recht vindt de opvatting dat de in deze bepaling genoemde verwijzing naar de opgave van de eerste – ongewijzigde – vordering slechts kan geschieden door middel van het in art. 51g lid 1 Sv genoemde formulier. In casu kan e-mail van de aangeefsters naar redelijke uitleg worden aangemerkt als zodanige verwijzing naar de eerste vordering
HR 08-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:861
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 april 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma
- Zaaknummer
13/01577
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:861, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑04‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:261, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑02‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑11‑2013
- Wetingang
Essentie
Voeging benadeelde partij in hoger beroep, art. 421 lid 3 Sv: geen steun in het recht vindt de opvatting dat de in deze bepaling genoemde verwijzing naar de opgave van de eerste – ongewijzigde – vordering slechts kan geschieden door middel van het in art. 51g lid 1 Sv genoemde formulier. In casu kan e-mail van de aangeefsters naar redelijke uitleg worden aangemerkt als zodanige verwijzing naar de eerste vordering
Uitspraak
Inleiding:
Het tweede middel behelst de klacht dat het hof de benadeelde partij [slachtoffer 1] ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, ontvankelijk heeft verklaard in haar vordering terwijl van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.