Hof 's-Gravenhage, 23-01-2008, nr. 2200186406
ECLI:NL:GHSGR:2008:BC4177, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
23-01-2008
- Zaaknummer
2200186406
- LJN
BC4177
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2008:BC4177, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 23‑01‑2008; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2010:BK5182
Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BK5182, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 23‑01‑2008
Inhoudsindicatie
Het hof spreekt de verdachte, in de pers aangeduid als Mohamed El M., vrij van deelname aan een criminele organisatie. De Hofstadgroep heeft onvoldoende organisatorische substantie gehad om tot het bestaan van een organisatie, als bedoeld in de artikelen 140 en 140a Sr, te kunnen concluderen.
Partij(en)
Parketnummer: 100003970
Datum uitspraak: 23 januari 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 maart 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1981,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
verblijvende aan het adres [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 25 januari 2007, 15 februari 2007, 9, 11, 25 en 30 mei 2007, 1, 11, 12, 13, 14 en 27 juni 2007, 23, 24, 26, 27 juli 2007, 12, 13, 24, 26 en 27 september 2007, 15, 16, 24 en 26 oktober 2007, 14, 28, 29 en 30 november 2007 en 7 en 10 januari 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest, met verbeurd-verklaring van alle onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven, vermeld staat en zoals ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep op vordering van respectievelijk de officieren van justitie en de advocaten-generaal gewijzigd.
Van de nadere omschrijving tenlastelegging en de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2A en 2B (na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep 2 subsidiair A en B) tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent het beslag en de voorlopige hechtenis zoals nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Aan de verdachte, die tot de als zodanig bekend staande “Hofstadgroep” heeft behoord, is onder 1 en 2 ten laste gelegd dat hij – kort gezegd - in de periode van 1 mei 2003 tot en met 10 november 2004 heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, terroristische misdrijven, voor zover het de periode van 10 augustus 2004 tot en met 10 november 2004 betreft, daaronder begrepen.
[Redactie: voor vrijspraakmotivering zie LJN BC4171]
Indien men een groepsrelatie als een netwerk beschouwt, dan kan de “Hofstadgroep” als zodanig worden gekwalificeerd, maar op basis van het onderzoek ter terechtzitting en díe processtukken waarvan de inhoud op betrouwbaarheid kan worden getoetst – de basis waarop het hof zijn oordeel dient te vellen – moet worden geconcludeerd dat dit netwerk onvoldoende organisatorische substantie heeft gehad om tot het bestaan van een organisatie, als bedoeld in de artikelen 140 en 140a Sr te kunnen concluderen. Daarmede is het antwoord op de ter inleiding van deze overwegingen geformuleerde vraag als vanzelf gegeven.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 primair en 2 subsidiair onder A en B is ten laste gelegd, zodat hij daarvan vrijgesproken dient te worden.
Beslissing omtrent het verzoek van de verdediging
Ter terechtzitting van 24 oktober 2007 heeft het hof de voorlopige beslissing genomen dat het verzoek van de verdediging de vader van [Malika C.] en haar broer Mohamed als getuige te horen afgewezen wordt, nu vooralsnog de noodzaak daartoe niet was gebleken voor enige door het hof te nemen beslissing. Gelet op de hiervoor genomen beslissing is het hof thans definitief van oordeel dat de noodzaak tot het horen van deze getuigen niet aanwezig is. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Beslag
Het openbaar ministerie heeft bij requisitoir gevorderd dat de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, zoals vermeld op de als bijlage bij het requisitoir gevoegde beslaglijst, zullen worden verbeurd verklaard, nu met behulp van deze voorwerpen de strafbare feiten zijn begaan.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten, zal het hof de teruggave gelasten van alle onder hem in beslag genomen en nog niet aan hem terug gegeven voorwerpen, zoals vermeld op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 4.
Voor zover er op de in beslag genomen gegevensdragers (nummers 1, 2, en 4) bestanden (documenten dan wel beeld- of geluidsfragmenten) staan waarvan de inhoud als opruiend en/of haatzaaiend en/of bedreigend kan worden gekwalificeerd, overweegt het hof dat het enkele voorhanden hebben van dergelijke bestanden niet in strijd is met de wet of met het algemeen belang, zodat reeds op deze grond de maatregel van onttrekking aan het verkeer niet kan worden opgelegd ten aanzien van deze gegevensdragers.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair A en B tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de onder hem in beslag genomen en nog niet aan hem terug gegeven voorwerpen, zoals vermeld op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 4.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk,
mr. J.A. van Kempen en mr. S.J.A.M. van Gend, in bijzijn van de griffiers mr. R.E. Perquin en mr. F. Rutten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 januari 2008.