Proces-verbaal van bevindingen histo [telefoonnummer] , pagina A000004, bijlage bij het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 27 juni 2014, opgemaakt door [opsporingsambtenaar] .
Hof Amsterdam, 07-06-2017, nr. 23-004610-16
ECLI:NL:GHAMS:2017:2173
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
07-06-2017
- Zaaknummer
23-004610-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:2173, Uitspraak, Hof Amsterdam, 07‑06‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1877
Uitspraak 07‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Ontneming. Transactiemethode en ponds-pondsgewijze verdeling.
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004610-16 (ontneming)
datum uitspraak: 7 juni 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2016 op de vordering van het Openbaar Ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-738095-13 tegen de veroordeelde
[naam] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
adres: [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentie] .
Procesgang
Het Openbaar Ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 19.927,24.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 mei 2015 veroordeeld ter zake van kort gezegd- het medeplegen van verstrekken van cocaïne en/of heroïne in de periode van
24 februari 2013 tot en met 10 december 2013.
Voorts heeft de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 8 december 2016 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 19.927,24 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 december 2015veroordeeld ter zake van -kort gezegd- het medeplegen van verstrekken van cocaïne en/of heroïne in de periode van 13 september 2013 tot en met 10 december 2013.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman mr. [advocaat] , advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Bespreking van verweren
De raadsman van de veroordeelde heeft de volgende verweren gevoerd, die aansluitend zullen worden besproken.
Leveringen
De raadsman heeft aangevoerd dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende kan blijken dat de veroordeelde daadwerkelijk en individueel voordeel heeft genoten uit de drugshandel. Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat voor de berekening van het aantal leveringen geen aansluiting moet worden gezocht bij het proces-verbaal van 24 juni 2014 aangezien de daarin opgenomen berekening afwijkt van die in het proces-verbaal van 13 maart 2014.
Het hof stelt vast dat onderzoek is gedaan naar gesprekscontacten en sms-contacten van de handelstelefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] waarmee afnemers contact met de leveranciers konden opnemen in de periode van 24 februari 2013 tot en met 10 december 2013 (290 dagen). De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het proces-verbaal van bevindingen van 24 juni 2014. In dit proces-verbaal is onderbouwd weergegeven op welke wijze de berekening van het aantal leveringen tot stand is gekomen aan de hand van het gesprekskarakter van de telefonische contacten. Uit het proces-verbaal van 13 maart 2014 blijkt slechts het aantal contacten per dag. Uit dit proces-verbaal kan niet volgen hoeveel leveringen er vervolgens hebben plaatsgevonden. Nu het aantal leveringen van belang is voor het schatten van het wederrechtelijk verkregen voordeel en deze informatie niet volgt uit het proces-verbaal van 13 maart 2014, maar wel uit het proces-verbaal van 24 juni 2014, zal het hof – gelijk aan de rechtbank – laatstgenoemd proces-verbaal als uitgangspunt nemen bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Periode
De raadsman heeft betoogd dat de gehele periode tussen 21 november 2013 en 10 december 2013 buiten beschouwing dient te worden gelaten, gelet op de breuk tussen de veroordeelde en zijn medeverdachten die op 21 november 2013 heeft plaatsgevonden.
Het hof is met de raadsman van oordeel dat de periode na de breuk op 21 november 2013 buiten beschouwing dient te worden gelaten bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Van de periode na deze datum kan niet worden vastgesteld dat de veroordeelde opbrengsten uit de handel in cocaïne en/of heroïne heeft genoten. De periode van 21 november 2013 tot en met 10 december 2013 beslaat 20 dagen. Het hof zal derhalve 20 dagen in mindering brengen op de bij arrest van 7 juni 2017 bewezen verklaarde periode.
Verdeling wederrechtelijk verkregen voordeel
De raadsman meent dat op basis van het dossier niet aannemelijk is dat de veroordeelde de helft van de opbrengsten heeft genoten. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de onderzoeksbevindingen van het Openbaar Ministerie dat wel degelijk andere personen voordeel hebben genoten.
Het hof stelt voorop dat indien meerdere personen betrokken zijn bij hetzelfde feitencomplex, als uitgangspunt dient te gelden het voordeel dat een ieder daadwerkelijk heeft genoten. Het voordeel wordt ponds-pondsgewijs verdeeld indien omtrent de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen andere aanwijzingen bestaan.
De veroordeelde, noch zijn medeverdachten, hebben inzicht gegeven in de verdeling van het uit de drugshandel verkregen voordeel. Uit het betoog van de raadsman kan evenmin worden opgemaakt over hoeveel personen het voordeel is verdeeld dan wel hoeveel voordeel de veroordeelde daadwerkelijk heeft genoten. Daar staat tegenover dat er aanwijzingen zijn dat de veroordeelde samen met [medeverdachte] een leidinggevende rol heeft gespeeld en dat andere verdachten tegen betaling voor hen werkzaam waren. Gelet op de aanwijzing dat de veroordeelde samen met [medeverdachte] een leidinggevende positie heeft vervuld, zij geen verklaring hebben willen afleggen over het daadwerkelijk door elk individueel genoten wederrechtelijk verkregen voordeel en ook niet is gebleken van aanknopingspunten voor een andere toerekening, verdeelt het hof het totale wederrechtelijk verkregen voordeel ponds-ponds gewijs over deze twee daders.
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 19.927,24 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier, alsmede op grond van het onderzoek ter terechtzitting in beide instanties, aannemelijk is geworden dat de veroordeelde door middel of uit baten van het medeplegen van verstrekken van cocaïne en/of heroïne wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Het hof ontleent de schatting van dat op na te melden geldbedrag gewaardeerde voordeel aan de inhoud van de bewijsmiddelen.
Het hof heeft bij de vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat aansluiting gezocht bij de inhoud van het proces-verbaal schatting wederrechtelijk verkregen voordeel, welk proces-verbaal op 25 januari 2016 in de wettelijke vorm is opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] , met dien verstande dat het hof ervan uitgaat dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten tot 21 november 2013.
Het hof komt tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Leveringen
Totaal aantal leveringen in de periode van 24 februari 2013 tot en met 10 december 2013 : 4.4231.
Aantal leveringen per dag: 4.423 : 290 dagen = 15,25
Periode
Bewezenverklaarde periode van - kort gezegd - de drugshandel: 13 september 2013 tot en met
10 december 2013 = 87 dagen
Correctie vanwege de breuk op 21 november 2013: 87 – 20 = 67 dagen
Totaal aantal leveringen in de periode van 13 september 2013 t/m 21 november 2013:
15,25 leveringen per dag x 67 dagen = 1.021,75 leveringen
Opbrengst
De opbrengst per aflevering bedraagt: € 44,082.
1.021,75 leveringen x € 44,08 = € 45.038,74
Kosten
Investeringskosten: € 10.000,003.
Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel komt hiermee op:
Opbrengst: € 45.038,74
Geschatte kosten startinvestering: € 10.000,00
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel: € 35.038,00 (afgerond)
Verplichting tot betaling aan de Staat
Ponds-ponds verdeling
Het voorgaande leidt ertoe dat aan de veroordeelde, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk
verkregen voordeel, de verplichting dient te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag
van (€ 35.038,00 : 2 =) € 17.519,00 (afgerond).
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 35.038,00 (vijfendertigduizend achtendertig euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 17.519,00 (zeventienduizend vijfhonderdnegentien euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juni 2017.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.