NJB 2017/1997
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen, art. 282a lid 1 Sr: de dader van het in de bepaling omschreven feit is slechts strafbaar indien hij handelt met het oogmerk een ander dan de gijzelaar te dwingen iets te doen of niet te doen. Wanneer de wederrechtelijke vrijheidsberoving strekt tot het dwingen van de gijzelaar zelf en niet van een derde om iets te doen of niet te doen, is geen sprake van gijzeling zoals bedoeld in art. 282a Sr
HR 03-10-2017, ECLI:NL:HR:2017:2536
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 oktober 2017
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
16/01128
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2536, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑10‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:1003, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑07‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑01‑2017
- Wetingang
(art. 282 Sr)
Essentie
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen, art. 282a lid 1 Sr: de dader van het in de bepaling omschreven feit is slechts strafbaar indien hij handelt met het oogmerk een ander dan de gijzelaar te dwingen iets te doen of niet te doen. Wanneer de wederrechtelijke vrijheidsberoving strekt tot het dwingen van de gijzelaar zelf en niet van een derde om iets te doen of niet te doen, is geen sprake van gijzeling zoals bedoeld in art. 282a Sr
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.