Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 4.19 Brandbeveiliging
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1. Brandbeveiliging
Bijzondere aandacht wordt gegeven aan de afscherming van hogedruk brandstofleidingen. Waar praktisch uitvoerbaar worden lekkages van deze leidingsystemen in een doelmatige afvoertank opgevangen, die is voorzien van een hoogniveau-alarm.
2.
Wanneer brandstofdagtanks automatisch of door middel van afstandsbediening worden gevuld, wordt een inrichting aangebracht teneinde overlopen te voorkomen. Dit voorschrift is eveneens van toepassing op andere inrichtingen voor de automatische behandeling van brandbare vloeistoffen, met inbegrip van brandstofcentrifuges, die zo mogelijk zijn geïnstalleerd in een speciale ruimte voor centrifuges en hun voorwarmers.
3.
Wanneer brandstofdagtanks of bezinktanks zijn voorzien van een verwarmingsinrichting, is, indien het vlampunt van de brandstofolie kan worden overschreden, een hoogtemperatuuralarm aangebracht.
4. Branddetectie
Een goedgekeurde brandontdekkingsinstallatie, werkend volgens het principe van zelfbewaking, met inbegrip van een mogelijkheid voor het periodiek beproeven, is aangebracht in ruimten voor machines.
5.
De ontdekkingsinstallatie alarmeert zowel hoorbaar als zichtbaar in het stuurhuis en wordt in voldoende en daartoe geschikte ruimten gehoord en waargenomen door aan boord aanwezige personen, wanneer het vaartuig is afgemeerd.
6.
De brandontdekkingsinstallatie wordt bij het uitvallen van de hoofdkrachtbron automatisch gevoed door een noodkrachtbron.
7.
Inwendige verbrandingsmotoren met een vermogen van 2500 kW of meer zijn voorzien van oliemistdetectie in de krukkast of van temperatuurmeting van de lagers of van een gelijkwaardige voorziening.
8. Brandbestrijding
Er is een vast aangebrachte brandblusinstallatie die ten genoegen is van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie en die voldoet aan het bepaalde in de artikelen 5.22 en 5.40.
9.
Aan boord van een vaartuig waarvan de lengte 75 m of meer bedraagt, zijn voorzieningen getroffen voor een onmiddellijke waterlevering uit de hoofdbrandblusleiding, hetzij:
- a.
door middel van afstandbediening van één van de hoofdbrandbluspompen vanuit het stuurhuis en vanuit het brandcontrolestation, indien dit aanwezig is, hetzij
- b.
door middel van het voortdurend onder druk houden van de hoofdbrandblusleiding, met dien verstande dat in dat geval voorzieningen zijn getroffen teneinde beschadiging van de hoofdbrandblusleiding door bevriezing te voorkomen.
10.
Het onderhoud van de brandwerendheid van de ruimten voor machines, van de plaats waar de bedieningsapparatuur van de brandblusinstallatie is samengebracht en van het veiligheidssysteem als bedoeld in artikel 4.24, met inbegrip van ventilatie en brandstofpompen, is ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 5 kan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie daartoe aanvullende brandblustoestellen, brandbestrijdingsmiddelen alsmede persluchttoestellen voorschrijven.