Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 4.22 Alarminstallatie
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Er is een alarminstallatie aangebracht die elke storing die verholpen dient te worden, aangeeft.
2
a.
De alarminstallatie geeft in de ruimte voor machines een hoorbaar alarmsignaal en geeft elke afzonderlijke alarmfunctie op een doelmatige plaats zichtbaar aan. Aan boord van een vaartuig waarvan de lengte minder dan 45 m bedraagt, kan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie toestaan dat de installatie elke afzonderlijke alarmfunctie alleen in het stuurhuis hoorbaar en zichtbaar aangeeft.
b.
Aan boord van een vaartuig waarvan de lengte 45 m of meer bedraagt, is de alarminstallatie verbonden met de hutten van de werktuigkundigen door middel van een keuzeschakelaar naar elke hut en met het dagverblijf van de werktuigkundigen, indien dit aanwezig is. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan andere voorzieningen toestaan die dezelfde veiligheid waarborgen.
c.
Aan boord van een vaartuig waarvan de lengte 45 m of meer bedraagt, treedt een algemeen werktuigkundigenalarm en een alarm op de brug, bestemd voor de personen die de wacht houden, in werking indien op enige alarmfunctie geen acht is geslagen binnen een tijdsverloop dat ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie is.
d.
Op de brug treden hoorbare en zichtbare alarmen in werking in elke situatie die handelend optreden van de verantwoordelijke wachtdoende persoon vereist, of die onder zijn aandacht moet worden gebracht.
e.
De alarminstallatie is, voorzover uitvoerbaar, ontworpen volgens een principe dat het optreden van fouten uitsluit.
3.
De alarminstallatie:
- a.
wordt ononderbroken gevoed met een voorziening voor het automatisch overschakelen op een noodvoeding ingeval de normale voeding wegvalt en
- b.
alarmeert in het geval een storing in de normale voeding optreedt.
4
a.
De alarminstallatie kan tegelijkertijd meer dan één storing aangeven. Het accepteren van een alarm mag het doorkomen van een ander alarm niet verhinderen.
b.
Acceptatie van iedere alarmtoestand op de plaatsen, bedoeld in het tweede lid, wordt aangegeven op de plaatsen waar de alarmtoestand werd gemeld. Een alarmtoestand blijft gehandhaafd totdat deze is geaccepteerd, terwijl de zichtbare aanduidingen van afzonderlijke alarmen zichtbaar blijven totdat de storing verholpen is, waarna het alarmsysteem automatisch terugkeert in de normale bedrijfstoestand.