HR, 27-05-2014, nr. 12/04907
ECLI:NL:HR:2014:1241
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-05-2014
- Zaaknummer
12/04907
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1241, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑05‑2014; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:434, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:434, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑02‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1241, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0240
Uitspraak 27‑05‑2014
Inhoudsindicatie
HR 81.1 RO. CAG over het elektronisch, per e-mail instellen van een rechtsmiddel.
Partij(en)
27 mei 2014
Strafkamer
nr. 12/04907
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 1 oktober 2012, nummer 20/000835-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 mei 2014.
Conclusie 11‑02‑2014
Inhoudsindicatie
HR 81.1 RO. CAG over het elektronisch, per e-mail instellen van een rechtsmiddel.
Nr.12/04907
Mr. Vegter
Zitting 11 februari 2014
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 1 oktober 2012 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
Namens verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep. In het bijzonder klaagt het middel dat onder “een schriftelijke volmacht” als bedoeld in art. 450, eerste lid onder b, Sv ook een e-mail kan worden verstaan.
3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
“De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948,
wonende te [woonplaats].
Op vragen van de voorzitter verklaart de verdachte als volgt.
Ik heb geen vast adres. Ik heb alleen een e-mailadres. Ik woon op een boot. Indien u mij wilt bereiken, kunt u mij het beste een e-mailbericht sturen. Op het moment dat ik dat bericht ontvangen, kan ik u een postadres opgeven, bijvoorbeeld het adres van een havenkantoor of postagentschap waar ik op dat moment met mijn boot lig. Het adres aan de [a-straat 1] te [woonplaats] is op dit moment een adres waar ik te bereiken ben, maar over een halfjaar kan het weer anders zijn.
De voorzitter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De voorzitter deelt mede dat het hof op de eerste plaats de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde wenst te stellen.
De voorzitter deelt mede de korte inhoud van e-mailbericht d.d. 9 december 2011, van verdachte inhoudende de mededeling dat hij bezwaar wenst te maken tegen het vonnis van de eerste rechter.
Op vragen van de voorzitter verklaart de verdachte als volgt.
Het klopt dat ik dat e-mailbericht heb verzonden op 9 december 2011. Men had mij op het politiebureau uitgelegd dat ik was veroordeeld en ik heb vervolgens dat e-mailbericht verzonden. Daarmee wilde ik zeggen dat ik bezwaar maakte tegen het vonnis van de kantonrechter.
Op vragen van de oudste raadsheer verklaart de verdachte als volgt.
Het klopt dat ik een soort bonnetje tussen mijn verbouwingsrommel aantrof. Het was een proces-verbaal. Ik vond het proces-verbaal pas een dag of vijf na ontvangst. Ik ben toen naar de KLPD gegaan en heb gevraagd wat het was. Het zou kunnen dat uit het dossier blijkt dat het vonnis mij op 4 december te 10.30 uur is uitgereikt. Ik heb het stuk pas op 9 december 2011 gevonden en ben toen meteen naar de KLPD gestapt. Daar zei men dat ik bij het openbaar ministerie bezwaar kon maken tegen het vonnis en dat heb ik gedaan per e-mail.
(…)
De verdachte krijgt de gelegenheid om als laatst het woord te voeren en verklaart als volgt.
Ik heb uit het relaas van de advocaat-generaal begrepen dat het niet uitmaakt hoe het hoger beroep wordt ingesteld. Je kunt je afvragen wat een geschrift is. U heeft mijn bezwaar op schrift. E-mail is vergelijkbaar met de post, wellicht niet in de zin van de PTT, maar mijn bezwaar staat toch op schrift? Ik pleit ervoor mijn e-mailbericht d.d. 9 december 2011 te accepteren als zijnde vergelijkbaar met een geschrift en mij in mijn hoger beroep te ontvangen.”
3.3. De bestreden uitspraak houdt onder "ontvankelijkheid van het hoger beroep" het volgende in:
“Blijkens de inhoud van een door de verdachte naar het arrondissementsparket te Breda gezonden e-mailbericht d.d. 9 december 2011, is het vonnis van de eerste rechter aan hem bekend geworden op diezelfde datum. Dit e-mailbericht houdt voorts in de mededeling van verdachte dat hij bezwaar wenst te maken tegen het vonnis van de eerste rechter.
Nadat dit bericht op 24 februari 2012 door een medewerker van genoemd arrondissementsparket naar de strafgriffie van de rechtbank Breda was gezonden, heeft een griffiemedewerker van de rechtbank dit aangemerkt als een schriftelijke volmacht van de verdachte om hoger beroep in te stellen, hetgeen de betreffende medewerker vervolgens op 2 maart 2012 heeft gedaan.
Het aanwenden van een rechtsmiddel door een medewerker ter griffie die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij e-mailbericht is gemachtigd, is niet op de wet gestoeld, immers dient een dergelijke volmacht schriftelijk te zijn verleend.
Nu het hoger beroep aldus niet op rechtsgeldige wijze is ingesteld, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen.”
3.4. In zijn arrest van HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102 m.nt. M.J. Borgers heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het schriftelijk aanwenden van een rechtsmiddel door tussenkomst van een raadsman is toegestaan. Wel is dit aan vormen gebonden. Een advocaat kan op grond van art. 450, derde lid, Sv schriftelijk hoger beroep instellen namens de verdachte door aan een griffiemedewerker daartoe een schriftelijke volmacht te verlenen. Die schriftelijke volmacht moet inhouden dat de advocaat door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd om hoger beroep in te stellen (art. 450, eerste lid onder a, Sv) en dat de verdachte instemt met het door de medewerker van de griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv). De volmacht dient verder het adres te bevatten dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
3.5. In zijn annotatie bij bovengenoemd arrest schrijft Borgers het volgende:
“De Hoge Raad verschaft, al met al, op veel punten helderheid over de wijze waarop de regeling van artikel 449 en 450 Sv thans moet worden begrepen. Er zijn niettemin enkele losse eindjes waar de Hoge Raad niets over zegt. IK stip drie punten aan. De Hoge Raad specificeert niet wat een schriftelijke volmacht behelst. Het is evident dat het hierbij in ieder geval gaat om een volmacht die is neergelegd in een per gewone post of door middel van een fax toegezonden brief. Maar mag de schriftelijke volmacht ook per e-mail geschieden? In de onder 1 genoemde uitspraak uit 2001 [HR 30 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9705, NJ 2001/293 m.nt. JdH; PV] rekent de Hoge Raad e-mail tot de “schriftelijke, betrouwbare communicatiemiddelen”. Ik neem derhalve aan dat de Hoge Raad geen principieel bezwaar heeft tegen het gebruik van e-mail.”
3.6. Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 449 Sv:
“1. Voor zover de wet niet anders bepaalt, wordt hoger beroep of beroep in cassatie ingesteld door een verklaring, af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven.
2. In gevallen waarin de verdachte ter uitvoering van een niet onherroepelijk vonnis of arrest is aangehouden, kan hoger beroep of beroep in cassatie door hem ook geschieden bij aangetekende brief, gericht tot dezelfde griffie. Als dag van het beroep geldt in dit geval de dag van ontvangst van de brief ter griffie.
(…)”
- art. 450 Sv:
“1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
2. Indien de overeenkomstig het eerste lid gemachtigde hoger beroep tegen de einduitspraak instelt, brengt de machtiging tevens mede dat de gemachtigde de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep in ontvangst neemt.
3. Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.
4. De uitreiking van de oproeping aan de gemachtigde geldt als een uitreiking in persoon aan de verdachte. Een afschrift van de dagvaarding wordt als gewone brief over de post aan het door of namens de verdachte daartoe opgegeven adres toegezonden.
(…)”
3.7. Op 31 december 2013 is de consultatiefase van het conceptwetsvoorstel digitale processtukken afgesloten.1.Het conceptwetsvoorstel ziet onder meer op het langs elektronische weg instellen van rechtsmiddelen. Gelet op het belang van een goede toegang tot de rechter voor de verdachte en de voordelen op het gebied van efficiency en de stroomlijning van de werkprocessen wordt het aangewezen geacht de mogelijkheid van het langs elektronische weg instellen van een rechtsmiddel op te nemen in het Wetboek van Strafvordering. Bedoeld is het middels een e-mail verlenen van een elektronische volmacht tot het instellen van het rechtsmiddel. Art. 450 Sv zal daartoe moeten worden gewijzigd. Nadere regels kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden gegeven, bijvoorbeeld inzake verontschuldigbare termijnoverschrijding indien er sprake is van storing van de elektronische voorziening. Het betreffende conceptwetsvoorstel is een uitvloeisel van het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI). Zowel de Rechtspraak2.als het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft een programma KEI. Het programma van de Rechtspraak omvat ook de sector strafrecht, terwijl het programma van het Ministerie ziet op de sectoren civiel recht en bestuursrecht.3.
3.8. Uit het conceptwetsvoorstel kan worden afgeleid dat er diverse eisen gaan worden gesteld aan met name de elektronische handtekening. De wet voorziet nog niet in die mogelijkheid, maar gelet op het bovengenoemde conceptwetsvoorstel is de wetgever bezig met het realiseren van het via de elektronische weg geven van een volmacht tot het instellen van een rechtsmiddel. Aan die eisen kan thans niet worden voldaan en gelet op de tekst van de artikelen 449 en 450 Sv is er geen ruimte voor een volmacht per mail.4.Het middel faalt derhalve.
4. Het middel kan worden afgedaan met de aan artikel 81 RO ontleende formulering. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak zouden behoren te leiden.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaalbij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑02‑2014
Dat wil zeggen de gerechtsbesturen en de Raad voor de Rechtspraak.
De steller van het middel wijst niet op literatuur waarin wordt betoogd dat een volmacht per e-mail is te baseren op artikel 450 Sv zoals het thans geldt.