Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2001/96/EG tot vaststelling van geharmoniseerde voorschriften en procedures voor veilig laden en lossen van bulkschepen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-12-2008
- Bronpublicatie:
22-10-2008, PbEU 2008, L 311 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 1137/2008)
- Inwerkingtreding
11-12-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2008, PbEU 2008, L 311 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 1137/2008)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Douane (V)
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2001 tot vaststelling van geharmoniseerde voorschriften en procedures voor veilig laden en lossen van bulkschepen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Wegens het grote aantal scheepvaartongelukken waarbij bulkschepen betrokken zijn en mensenlevens verloren gaan, dienen in het kader van het gemeenschappelijke vervoersbeleid verdere maatregelen te worden getroffen.
- (2)
Uit onderzoek naar de oorzaken van ongelukken met bulkschepen blijkt dat het laden en lossen van vaste bulklading, indien dit niet op de juiste wijze geschiedt, tot het teloorgaan van bulkschepen kan bijdragen doordat de structuur van het schip overbelast wordt of doordat delen van de constructie in de laadruimen mechanisch worden beschadigd. De veiligheid van bulkschepen kan worden verbeterd door maatregelen te treffen die erop gericht zijn het risico van beschadigingen en verzwakkingen van de structuur als gevolg van verkeerde laad- en losverrichtingen te voorkomen.
- (3)
Op internationaal niveau heeft de Internationale Maritieme Organisatie, hierna ‘de IMO’ genoemd, wat de veiligheid van bulkschepen betreft, in een aantal resoluties van haar Algemene Vergadering aanbevelingen gedaan die betrekking hebben op de afhandeling van schepen in havens in het algemeen en op laad- en losverrichtingen in het bijzonder.
- (4)
De IMO heeft in resolutie A.862(20) van haar Algemene Vergadering een Gedragscode voor veilig laden en lossen van bulkschepen aangenomen, hierna ‘de BLU-code’ genoemd, en bij de aangesloten regeringen erop aangedrongen om aan deze gedragscode zo spoedig mogelijk uitvoering te geven en om de IMO in kennis te stellen van alle gevallen waarin de BLU-code niet wordt nageleefd. Voorts heeft de IMO in deze resolutie bij de aangesloten regeringen op het grondgebied waarvan terminals voor laden en lossen van vaste bulklading zijn gevestigd, erop aangedrongen wetgeving in te voeren die ertoe strekt een aantal essentiële beginselen te doen naleven die voor de toepassing van de BLU-code nodig zijn.
- (5)
Gezien het mondiale karakter van de drogeladingvaart hebben de effecten van laad- en losverrichtingen op de veiligheid van bulkschepen grensoverschrijdende implicaties. Maatregelen om te voorkomen dat bulkschepen als gevolg van verkeerde laad- en lospraktijken vergaan, kunnen derhalve het best op communautair niveau worden genomen, door geharmoniseerde voorschriften en procedures vast te stellen ter uitvoering van de IMO-aanbevelingen in resolutie A.862(20) van de Algemene Vergadering en van de BLU-code.
- (6)
Gezien het in artikel 5 van het Verdrag vervatte subsidiariteitsbeginsel is een richtlijn het aangewezen rechtsinstrument, aangezien deze een kader biedt voor uniforme en verplichte toepassing door de lidstaten van de voorschriften en procedures voor het veilig laden en lossen van bulkschepen, terwijl elke lidstaat het recht heeft om uit te maken welke uitvoeringsinstrumenten het beste bij zijn nationale systeem passen. De onderhavige richtlijn gaat overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel niet verder dan hetgeen voor de verwezenlijking van die doelstelling nodig is.
- (7)
De veiligheid van bulkschepen en van de bemanningen ervan kan worden verbeterd door bij drogeladingterminals de risico's van verkeerd laden en lossen te verminderen. Dit kan worden bereikt door de vaststelling van geharmoniseerde procedures voor samenwerking en communicatie tussen schepen en terminals en van geschiktheidsvoorschriften voor schepen en terminals.
- (8)
Om de veiligheid van bulkschepen te verbeteren en concurrentieverstoring te voorkomen, dienen de geharmoniseerde procedures en geschiktheidscriteria te gelden voor alle bulkschepen, ongeacht de vlag waaronder zij varen, alsmede voor alle terminals in de Gemeenschap die, onder normale omstandigheden, voor laden of lossen van vaste bulklading door bulkschepen worden aangelopen.
- (9)
Bulkschepen die voor laden of lossen van vaste bulklading terminals aandoen, dienen daarvoor geschikt te zijn. Op hun beurt dienen terminals ook geschikt te zijn om bulkschepen die deze terminals aandoen, te ontvangen en om die schepen te laden of te lossen. Daartoe zijn in de BLU-code geschiktheidscriteria vastgesteld.
- (10)
Voor een betere samenwerking en communicatie met de kapitein van het schip betreffende aangelegenheden in verband met laden en lossen van vaste bulklading dienen de terminals een terminalvertegenwoordiger aan te stellen die verantwoordelijk is voor dergelijke verrichtingen in de terminal, en de kapiteins handleidingen met informatie over de terminal- en havenvoorschriften ter beschikking te stellen; daartoe zijn in de BLU-code bepalingen opgenomen.
- (11)
Het ontwikkelen, toepassen en onderhouden van een kwaliteitsbewakingssysteem door de terminals zou waarborgen dat de procedures voor samenwerking en communicatie en de eigenlijke laad- en losverrichtingen door de terminal worden gepland en uitgevoerd aan de hand van een geharmoniseerd kader dat internationaal erkend is, en aan een audit kan worden onderworpen. Met het oog op deze internationale erkenning dient het kwaliteitszorgsysteem te voldoen aan de door de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO) vastgestelde normen van de ISO 9000-reeks. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat nieuwe terminals voor een beperkte duur kunnen beschikken over een tijdelijke exploitatievergunning, zodat zij voldoende tijd hebben om de betreffende certificatie te voltooien.
- (12)
Om ervoor te zorgen dat de laad- en losverrichtingen zorgvuldig worden voorbereid, overeengekomen en uitgevoerd teneinde te voorkomen dat zij de veiligheid van schip of bemanning in gevaar kunnen brengen, dienen de verantwoordelijkheden van de kapitein en die van de terminalvertegenwoordiger te worden vastgesteld. Daartoe zijn bepalingen te vinden in het SOLAS-verdrag van 1974, in resolutie A.862(20) van de Algemene Vergadering van de IMO en in de BLU-code. Met hetzelfde oogmerk kunnen procedures voor het voorbereiden, overeenkomen en uitvoeren van laad- en losverrichtingen op de bepalingen van deze internationale instrumenten worden gebaseerd.
- (13)
Omdat het in het algemeen belang van de Gemeenschap is substandaardschepen uit de havens van de Gemeenschap te weren, dient de terminalvertegenwoordiger elke zichtbare tekortkoming aan boord van een bulkschip waardoor de veiligheid van de laad- of losverrichtingen in gevaar kan worden gebracht, te melden.
- (14)
Het is nodig dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten laad- of losverrichtingen verhinderen of stopzetten wanneer zij duidelijke aanwijzingen hebben dat de veiligheid van het schip of van de bemanning ervan door deze activiteiten in gevaar wordt gebracht. Ook dienen deze autoriteiten met het oog op de veiligheid op te treden ingeval de kapitein en de terminalvertegenwoordiger over de toepassing van deze procedures van mening verschillen. Het optreden van de bevoegde autoriteiten met het oog op de veiligheid dient onafhankelijk te zijn van commerciële belangen in verband met terminals.
- (15)
Het is noodzakelijk procedures vast te stellen om ervoor te zorgen dat schade die tijdens laad- of losverrichtingen aan schepen wordt toegebracht, wordt gemeld aan de passende instanties, zoals de relevante classificatiebureaus, en zo nodig wordt hersteld. Wanneer deze schade de veiligheid of de zeewaardigheid van het schip zou kunnen aantasten, dient het besluit over de noodzaak en de urgentie van herstellingen te worden genomen door de havenstaatcontrole-instanties in overleg met de administratie van de vlaggenstaat. Gezien de technische deskundigheid die zo'n besluit vergt, dienen deze instanties een beroep te kunnen doen op een erkende organisatie om de schade te inspecteren en om hen over de noodzaak van herstellingen te adviseren.
- (16)
De handhaving van deze richtlijn dient te worden verbeterd door doelmatige monitoring- en verificatieprocedures in de lidstaten: verslaglegging over de resultaten van deze verificaties zal waardevolle informatie over de doeltreffendheid van de in deze richtlijn vervatte geharmoniseerde voorschriften en procedures opleveren.
- (17)
De IMO heeft in resolutie A.797(19) van haar Algemene Vergadering van 23 november 1995 inzake de veiligheid van vaste bulklading vervoerende schepen de havenstaatautoriteiten verzocht te bevestigen dat de laad- en losterminals voor bulklading aan de IMO-codes en -aanbevelingen inzake samenwerking tussen schepen en de wal voldoen. De kennisgeving van de vaststelling van deze richtlijn aan de IMO vormt een passend antwoord op dit verzoek en een duidelijk signaal aan de internationale zeevaartsector dat de Gemeenschap eraan hecht de op internationaal niveau ondernomen inspanningen ter vergroting van de veiligheid bij laden en lossen van bulkschepen te steunen.
- (18)
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(4).
- (19)
Het dient mogelijk te zijn sommige bepalingen van deze richtlijn overeenkomstig die procedure te wijzigen teneinde deze aan te passen aan internationale en communautaire instrumenten die na de inwerkingtreding van deze richtlijn worden aangenomen of gewijzigd of in werking treden, en met het oog op de toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde procedures, zonder de werkingssfeer van de richtlijn te verruimen.
- (20)
Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk(5) en de toepasselijke bijzondere richtlijnen zijn van toepassing op het werk in verband met laden en lossen van bulkschepen,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 311 E van 31.10.2000, blz. 240, en PB C 180 E van 26.6.2001, blz. 273.
PB C 14 van 16.1.2001, blz. 37.
Advies van het Europees Parlement van 13 februari 2001 (PB C 276 van 1.10.2001, blz. 38), gemeenschappelijk standpunt van 27 juni 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van het Europees Parlement van 25 oktober 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.