Rb. Noord-Holland, 08-01-2016, nr. 4632556
ECLI:NL:RBNHO:2016:66
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
08-01-2016
- Zaaknummer
4632556
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2016:66, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 08‑01‑2016; (Beschikking)
- Vindplaatsen
AR 2016/92
AR-Updates.nl 2016-0032
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0032
Uitspraak 08‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Verzoek vernietiging ontslag op staande voet. Een werknemer, 41 jaar in dienst, wordt geconfronteerd met een ernstig verwijt. Op werkgever rust de bewijslast. Hieraan is niet voldoende voldaan. Werkgever wordt opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat de werknemer reeds afgestempelde vervoersbewijzen opnieuw heeft verkocht.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 4632556 \ OA VERZ 15-222 (NE)
Uitspraakdatum: 8 januari 2016
Beschikking in de zaak van:
[naam] ,
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij in de zaak van het verzoek, verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek
verder te noemen: [de werknemer]
gemachtigde: mr. L. Bijl
tegen
de naamloze vennootschap Connexxion Openbaar Vervoer N.V.,
gevestigd te Hoorn
verwerende partij in de zaak van het verzoek, verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek
verder te noemen: Connexxion
gemachtigde: mr. W.M. Hes
1. Het procesverloop
in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
1.1.
[de werknemer] heeft een verzoek gedaan om het door de werkgever gegeven ontslag op staande voet door de werkgever te vernietigen. Daarnaast heeft [de werknemer] onder meer een verzoek tot wedertewerkstelling en om doorbetaling van loon gedaan. De werkgever heeft een verweerschrift ingediend en een tegenverzoek gedaan tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.2.
Op 18 december 2015 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigde van [de werknemer] heeft pleitaantekeningen overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [de werknemer] bij brief van 16 december 2015 nog stukken toegezonden.
2. De feiten
in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
2.1.
[de werknemer] , geboren op [datum] , is op 4 november 1974 in dienst getreden bij Connexxion in de functie van buschauffeur. Het salaris van [de werknemer] bedroeg laatstelijk€ 2.767,58 bruto per maand. Daarnaast had [de werknemer] recht op een diplomatoeslag CCV-B van € 42,34, een gemiddelde ORT van € 305,15 en een gemiddeld GD van € 37,44 per maand, een eindejaarsuitkering van 1,15 % en vakantietoeslag van 8 % over het bruto jaarloon.
2.2.
Op 16 september 2015 heeft een passagier aan Connexxion bericht dat zij van [de werknemer] geen afgestempeld vervoersbewijs heeft ontvangen en dat dit in het verleden meerdere malen bij [de werknemer] was voorgekomen.
2.3.
Op 28 september 2015 hebben twee medewerkers van Service en Veiligheid in opdracht van Connexxion een onderzoek verricht naar de handelingen van [de werknemer] .
2.4.
De heer [A] , toezichthouder openbaar vervoer bij de afdeling Service & Veiligheid heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard:
“(…) Ik zag toen dat de chauffeur een kaartje pakte en deze heel licht afstempelde. Ik zag namelijk dat er nauwelijks een stempel afdruk op het kaartje was. Ik hoorde de chauffeur zeggen: ‘Mag ik het kaartje houden voor mijn kleinzoon? Hij vindt het leuk om buschauffeur te spelen.’ Ik vroeg de chauffeur of ik dan wel niet in de problemen kon komen. Ik hoorde de chauffeur zeggen: ‘Ga maar zitten.’ Ik zag toen dat de chauffeur het kaartje in een bakje aan de raam kant stopte. (…)”
2.5.
Mevrouw [B] , controleur openbaar vervoer bij de afdeling Service & Veiligheid heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard:
“(…) De chauffeur verkocht mij een kaartje van € 4,20. Ik zag dat dit kaartje al eerder was afgescheurd. Ik zag namelijk dat de chauffeur het kaartje van onder zijn kaartenboekje pakte. Ik zag dat dit kaartje al eerder was afgestempeld. Ik zag namelijk dat er al een lichte stempel op het kaartje te zien was. Ik hoorde en zag dat de chauffeur het kaartje opnieuw 2 keer snel stempelde. Ik zag dat de chauffeur zijn stempel opzettelijk bewoog, ik zag dat de stempel daardoor moeilijk leesbaar was. (…)” 2.6. Op 29 september 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Assistent rayonmanager [x 1] (verder: [x 2] ) en [de werknemer] . Tijdens dit gesprek heeft [x 2] [de werknemer] voorgehouden dat hij afgestempelde vervoersbewijzen niet aan passagiers heeft overhandigd. [de werknemer] heeft dit erkend. Hij heeft hiervoor als verklaring gegeven dat hij de vervoersbewijzen spaart voor zijn kleinzoon.
2.7.
Connexxion heeft [de werknemer] op 29 september 2015 geschorst.
2.8.
Op 1 oktober 2015 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden met daarbij rayonmanager [Y] , [x 2] en [de werknemer] . In dit gesprek hebben [y] en [x 2] [de werknemer] meegedeeld dat zij zich op het standpunt stellen dat [de werknemer] reeds afgestempelde en behouden vervoersbewijzen voor een tweede maal aan passagiers heeft verkocht.
2.9.
Op 1 oktober 2015 is [de werknemer] door Connexxion op staande voet ontslagen. De ontslagbrief van eveneens 1 oktober 2015 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…) De dringende reden die aan dit ontslag ten grondslag ligt, is kort samengevat als volgt: u heeft zich schuldig gemaakt aan het achterhouden van verkochte kaartjes en deze vervolgens wederom te verkopen aan andere passagiers.(…)Deze feiten vormen elk afzonderlijk, maar ook in samenhang bezien een dringende reden voor dit ontslag op staande voet. (…)(…)”
2.10.
Bij brief van 8 oktober 2015 heeft de (toenmalige) gemachtigde van [de werknemer] geprotesteerd tegen het gegeven ontslag.
2.11.
Bij brief van 20 oktober 2015 heeft Connexxion onder voorbehoud van rechten laten weten dat zij bereid is om het ontslag op staande voet in te trekken, maar dat de arbeidsovereenkomst wel dient te worden beëindigd zonder toekenning van de transitievergoeding.
2.12.
[de werknemer] is door zijn huisarts doorverwezen naar een psycholoog van GGZ. Op 30 oktober 2015 heeft de psycholoog geoordeeld dat sprake is van een ernstige recidiverende depressieve stoornis met een seizoensgebonden patroon en paracetamol misbruik.
2.13.
[de werknemer] staat onder behandeling van GGZ. GGZ heeft medicijnen, waaronder antidepressiva, aan [de werknemer] voorgeschreven.
3. Het verzoek
3.1.
[de werknemer] verzoekt de kantonrechter:a. het ontslag op staande voet te vernietigen;
b. Connexxion te gebieden om haar re-integratieverplichtingen na te komen binnen 24 uur na betekening van de beschikking, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00;
c. Connexxion te gebieden [de werknemer] na volledig hersteld melding toe te laten tot zijn werkzaamheden behorend bij de functie van buschauffeur, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00;
d. Connexxion te veroordelen tot doorbetaling van het loon en de overige emolumenten;
e. Connexxion te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het gevorderde onder sub d;
f. Connexxion te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het gevorderde onder sub d en e;
g. Connexxion te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van€ 1.863,00;
h. Connexxion te veroordelen in de proceskosten, alsmede de nakosten.
3.2.
Aan dit verzoek legt [de werknemer] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en dat dit ontslag niet onverwijld is gegeven.
[de werknemer] heeft vanaf 2010 last van depressieve klachten. Deze klachten zijn in het afgelopen anderhalf jaar in hevigheid toegenomen. [de werknemer] was onsamenhangend en warrig en hij had last van hevige hoofdpijn. [de werknemer] slikte 10 tot 12 paracetamol per dag. Uit plichtsbesef heeft [de werknemer] zich niet ziek gemeld. Op verzoek van [de werknemer] is wel zijn arbeidsduur verminderd. De verslechtering van zijn gezondheid heeft ertoe geleid dat [de werknemer] niet meer naar behoren kon functioneren. Hij had moeite met het rijden van de juiste route, hij stempelde vervoersbewijzen verkeerd af of scheurde teveel vervoersbewijzen af uit het kaartenboekje. Soms vroeg [de werknemer] aan een passagier of hij een afgestempeld vervoersbewijs mocht behouden om daarmee met zijn kleinzoon buschauffeur te spelen. [de werknemer] betwist dat hij afgestempelde en behouden vervoersbewijzen nogmaals aan andere passagiers heeft verkocht. Hij kan zich dit niet herinneren en heeft nimmer de intentie gehad vervoersbewijzen dubbel te verkopen. Ook betwist hij dat hij reeds afgestempelde vervoersbewijzen bij het kaartenboekje bewaarde. Wel scheurde hij soms per ongeluk twee vervoersbewijzen uit het kaartenboekje. Het tweede vervoersbewijs bewaarde hij in het kaartenboekje. Verder stelt [de werknemer] dat buschauffeurs van Connexxion privé geld moeten gebruiken als wisselgeld in de bus. Hierdoor is de geldstroom ondoorzichtig geworden. [de werknemer] heeft hierdoor de mogelijke en abusievelijke dubbele verkoop van vervoersbewijzen niet kunnen opmerken.Ten aanzien van de onverwijldheid stelt [de werknemer] dat Connexxion niet voortvarend heeft gehandeld na het ontdekken van de als dringende reden gekwalificeerde handelingen op 16 september 2015. Ook heeft Connexxion te lang gewacht met het instellen van een onderzoek.
Tot slot beroept [de werknemer] zich op zijn persoonlijke omstandigheden en stelt hij dat Connexxion niet als goed werkgever heeft gehandeld door geen hoor en wederhoor toe te passen.
4. Het verweer en het tegenverzoek
4.1.
Connexxion verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – samengevat – dat [de werknemer] in strijd met de uitdrukkelijke instructies van Connexxion aan haar chauffeurs verkochte en afgestempelde vervoersbewijzen niet heeft afgegeven aan passagiers. Een passagier moet bij eventuele controle altijd in het bezit zijn van een geldig vervoersbewijs. De (niet-afgestempelde) vervoersbewijzen maken verder onderdeel uit van de consignatievoorraad. Dit is een gesloten systeem, waarbij de chauffeurs vervoersbewijzen tegen contant geld verkopen. Dit geld kunnen de chauffeurs afstorten, waardoor op naam van de betreffende chauffeur een depot ontstaat. Van dit depot kunnen nieuwe vervoersbewijzen worden gekocht. De som van de waarde van de vervoersbewijzen, het contante geld en het depot moet altijd gelijk zijn.Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Connexxion camerabeelden en twee proces-verbalen naar aanleiding van het onderzoek door twee Buitengewoon Opsporingsambtenaren overgelegd. Hieruit blijkt volgens Connexxion dat [de werknemer] vervoersbewijzen niet verstrekt aan passagiers en deze dan niet separaat, maar bij de overige vervoersbewijzen bewaart. Ook blijkt volgens Connexxion uit de beelden en uit één van de processen-verbaal dat [de werknemer] eerder afgestempelde vervoersbewijzen aan een passagier overhandigd. Verder heeft Connexxion ter onderbouwing van haar standpunt een overzicht van de kaartopbrengsten van chauffeurs die dezelfde route rijden overgelegd. Hieruit blijkt dat de kaartopbrengst van [de werknemer] substantieel lager is dan van andere chauffeurs.
Van een chauffeur met het aantal dienstjaren als van [de werknemer] mag worden verwacht dat hij goed weet hoe hij met de consignatievoorraad van Connexxion omgaat en dat hij weet dat vervoersbewijzen moeten worden overhandigd aan de passagiers.
Connexxion betwist dat [de werknemer] arbeidsongeschikt was en daarom zo zou hebben gehandeld.
4.2.
In de zaak van het tegenverzoek wordt door Connexxion verzocht de arbeidsovereenkomst met de werknemer voorwaardelijk te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e en g, BW. Het verzoek is voorwaardelijk, namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst blijkt niet te zijn geëindigd door het aan [de werknemer] op staande voet gegeven ontslag. [de werknemer] heeft daartegen ter zitting verweer gevoerd en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Volgens [de werknemer] is bovendien sprake van een opzegverbod. De reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst houdt verband met de arbeidsongeschiktheid van [de werknemer] . Ter zitting heeft [de werknemer] subsidiair verzocht een transitievergoeding van € 75.000,00 toe te kennen.
5. De beoordeling
in de zaak van het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het door Connexxion gegeven ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of Connexxion moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon.
5.2.
[de werknemer] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.3.
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat in zaken die voortvloeien uit de Wet werk en zekerheid (Wwz), zoals deze zaak, het wettelijk bewijsrecht in beginsel van toepassing is, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. In dit geval verzet de aard van de zaak zich niet tegen toepassing van het bewijsrecht.
5.4.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van de partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.5.
Bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet dient de kantonrechter alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking te nemen. Hij moet hierbij de aard en ernst van de aangevoerde dringende reden afwegen tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Relevant daarbij zijn aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer zijn werk heeft vervuld en ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Ook indien de gevolgen van een ontslag op staande voet ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden, de onverwijldheid van de opzegging en de gelijktijdige mededeling liggen in dit geval bij de werkgever.
5.6.
Volgens [de werknemer] is niet voldaan aan het onverwijldheidsvereiste van een ontslag op staande voet. Voor het antwoord op de vraag of een ontslag al dan niet onverwijld is geschied, is beslissend het tijdstip waarop de dringende reden tot dat ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen. Indien bij een werkgever het vermoeden is gerezen dat zich een dringende reden tot ontslag van een werknemer voordoet, en hij zich, alvorens tot ontslagverlening op staande voet over te gaan, van de juistheid van dat vermoeden wil vergewissen, is de daarbij van hem te vergen mate van voortvarendheid afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij valt te denken aan de aard en omvang van eventueel noodzakelijk onderzoek, de behoedzaamheid die bij het instellen van zulk een onderzoek geboden kan zijn om geen onrust in het bedrijf van de werkgever te wekken, de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies en tot het verzamelen van bewijsmateriaal, en de door de werkgever in acht te nemen zorg om te vermijden dat, bij ongegrond bevinding van het vermoeden, de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad. Wel dient steeds met de nodige voortvarendheid te worden gehandeld. Naar het oordeel van de kantonrechter is aan dit vereiste voldaan. Connexxion heeft nadat zij van een passagier een klacht over [de werknemer] had ontvangen, de camerabeelden bekeken en vervolgens besloten dat een onderzoek diende plaats te vinden. Dit onderzoek vond plaats op 28 september 2015. Met [de werknemer] heeft hierover een dag later een gesprek plaatsgevonden en vervolgens twee dagen later is het ontslag aangezegd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Connexxion aldus voldoende voortvarend gehandeld.
5.7.
Connexxion heeft aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd dat [de werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan het achterhouden van verkochte vervoersbewijzen en de verkoop van deze achtergehouden vervoersbewijzen aan andere passagiers. [de werknemer] heeft betwist dat hij eerder verkochte vervoersbewijzen opnieuw zou hebben verkocht, althans dat hij zich daarvan bewust was. In deze procedure staat het eerste aan [de werknemer] verweten feit, namelijk het achterhouden van verkochte vervoersbewijzen, vast. In geschil is de vraag of [de werknemer] deze achtergehouden vervoersbewijzen opnieuw heeft verkocht aan passagiers. De kantonrechter oordeelt dat eerst indien ook de verkoop van achtergehouden vervoersbewijzen vast komt te staan, het ontslag op staande voet stand zou kunnen houden.
5.8.
[de werknemer] , die reeds 41 jaar zijn werkzaamheden naar tevredenheid verricht, is door Connexxion geconfronteerd met ernstige verwijten. De kantonrechter stelt voorop dat op Connexxion de stelplicht en de bewijslast rust van de feiten en gebeurtenissen die aan [de werknemer] worden verweten.
5.9.
Ter ondersteuning van haar stellingen heeft Connexxion videobeelden, verklaringen van twee medewerkers van Service en Veiligheid en een overzicht van de kaartopbrengsten van [de werknemer] vanaf 1 januari 2015 en van collega chauffeurs overgelegd. Ter zitting heeft Connexxion verder het op 28 september 2015 aan mevrouw [B] afgegeven vervoersbewijs overgelegd.
5.10.
De kantonrechter stelt vast dat het standpunt dat [de werknemer] eerder afgestempelde vervoersbewijzen opnieuw verkoopt, alleen wordt ondersteund door de verklaring van één van voornoemde medewerkers. Uit de ter zitting getoonde videobeelden is wel gebleken dat [de werknemer] twee vervoersbewijzen afscheurt en één daarvan bewaart in het kaartenboekje. Ook is gebleken dat [de werknemer] afgestempelde vervoerbewijzen niet afgeeft aan passagiers. Uit de getoonde videobeelden kan de kantonrechter echter niet opmaken dat [de werknemer] een eerder afgestempeld vervoersbewijs opnieuw verkoopt. Met betrekking tot het overzicht van de kaartopbrengsten is de kantonrechter met [de werknemer] van oordeel dat hieruit niet het overtuigende bewijs volgt dat [de werknemer] vervoersbewijzen dubbel heeft verkocht. Daarvoor ontbreken relevante gegevens. Zo is onder meer onduidelijk of Connexxion rekening heeft gehouden met de afstorttijden van de chauffeurs en de tijdstippen waarop de chauffeurs rijden.
5.11.
Op Connexxion rust het bewijs van haar stelling dat [de werknemer] afgestempelde vervoersbewijzen opnieuw heeft verkocht. Hetgeen Connexxion ter ondersteuning van haar standpunt heeft overgelegd, is nog niet voldoende om thans reeds het bewijs geleverd te achten, zulks mede in het licht van hetgeen [de werknemer] daartegenover heeft gesteld. Derhalve zal Connexxion moeten bewijzen dat [de werknemer] reeds afgestempelde vervoersbewijzen opnieuw heeft verkocht. Hoewel Connexxion geen (concreet) bewijsaanbod heeft gedaan, zal de kantonrechter Connexxion ambtshalve de na te melden bewijsopdracht geven.
5.12.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in de zaak van het tegenverzoek
5.13.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen (voorwaardelijk) moet worden ontbonden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW.
5.14.
De kantonrechter kan thans niet uitsluiten dat Connexxion een belang kan hebben bij voorwaardelijke ontbinding, met name in het geval dat wordt geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet geldig is.
5.15.
Connexxion verzoekt de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden ‘in het subsidiaire geval dat de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] nog blijft bestaan’. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat in de zaak met betrekking tot het ontslag op staande voet een bewijsopdracht is gegeven en nog geen beslissing wordt genomen. Dat betekent dat van een vernietiging van een ontslag op staande voet thans geen sprake is en de voorwaarde waaronder Connexxion haar verzoek heeft ingediend, dus (nog) niet is vervuld. Dat betekent dat de beslissing op het verzoek van Connexxion zal worden aangehouden totdat op het verzoek van [de werknemer] tot vernietiging van het ontslag op staande voet is beslist. De kantonrechter ziet te meer reden voor aanhouding van het verzoek om voorwaardelijke ontbinding, omdat de daaraan door Connexxion ten grondslag gelegde feiten in wezen identiek zijn aan de door Connexxion aangevoerde dringende reden voor het ontslag op staande voet. Dit brengt mee dat ook een inhoudelijk oordeel over de voorwaardelijke ontbinding pas kan worden gegeven nadat bewijslevering in het kader van de zaak over het ontslag op staande voet heeft plaatsgevonden.
5.16.
Houdt iedere beslissing aan.
6. De beslissing
De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek
6.1.
draagt Connexxion op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [de werknemer] reeds afgestempelde vervoersbewijzen opnieuw heeft verkocht;
6.2.
bepaalt, dat schriftelijke bewijslevering plaatsvindt – door middel van het overleggen van stukken – vóór of uiterlijk op 12 februari 2016;
wanneer zij voor de bewijslevering getuigen wil laten horen, moeten uiterlijk op 12 februari 2016 ook het aantal en de personalia van de getuigen worden opgegeven, alsmede de verhinderdata van beide partijen, de gemachtigden en - voor zover mogelijk - van de getuigen. Daarna zal een tijdstip voor het verhoor worden vastgesteld;
6.3.
uitstel wordt in beginsel niet verleend. Bij gebreke van tijdig bericht van Connexxion wordt er van uitgegaan dat zij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid tot
bewijslevering;
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de zaak van het tegenverzoek
6.5.
houdt iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter en op 8 januari 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter