RvdW 2018/194
Gebruik voor bewijs van verklaring kroongetuige.
HR 23-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:64
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 januari 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/00194
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:64, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑01‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1467, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑11‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑04‑2017
- Wetingang
Essentie
Gebruik voor bewijs van verklaring kroongetuige.
Ingevolge art. 360 lid 2 en 4 Sv moet de rechter het gebruik voor het bewijs van de verklaring van een kroongetuige nader motiveren. Dit betekent dat de rechter er blijk van moet geven zelfstandig de betrouwbaarheid van de verklaring te hebben onderzocht. Mede gelet op de wetsgeschiedenis strekt die motiveringsverplichting zich niet uit tot het oordeel van de rechter omtrent de rechtmatigheid van de afspraak conform art. 226g lid 2 Rv. Reeds in het gebruik van de verklaring van de kroongetuige voor het bewijs ligt besloten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.