Het deskundigenadvies in de civiele procedure
Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/3.2.1:3.2.1 Inleiding
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/3.2.1
3.2.1 Inleiding
Documentgegevens:
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS444994:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
De bepalingen over het voorlopig deskundigenbericht regelen vooral de verzoekschriftprocedure waarin het voorlopig deskundigenbericht wordt gelast en blijven in zoverre verder buiten beschouwing.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De positie van de deskundige in de verhouding tussen partijen en rechter in de civiele procedure is geregeld in het bewijsrecht. Na het processuele debat van partijen stelt de rechter vast welke door partijen aan vordering of verweer ten grondslag gelegde feiten tot de beslissing van de zaak kunnen leiden en welke daarvan vaststaan en in geschil zijn. De feiten die tussen partijen in geschil zijn en die de rechter aan zijn beslissing ten grondslag wil leggen, moeten door bewijslevering komen vast te staan (art. 149 lid 1 Rv), tenzij het feiten van algemene bekendheid of algemene ervaringsregels betreft (art. 149 lid 2 Rv). De afdeling waarin het bewijsrecht is geregeld, bevat negenenvijftig bepalingen (art. 149-207 Rv), waarvan er zes betrekking hebben op deskundigenbewijs in de bodemprocedure (art. 194-199 Rv) en zeven op het voorlopig deskundigenbericht (art 201-207 Rv). In de bepalingen over deskundigenbewijs in de bodemprocedure worden kort gezegd drie onderwerpen behandeld, namelijk de procesrechtelijke bevoegdheid van de rechter om een deskundige te benoemen, de rechten en plichten die partijen hebben als de rechter van deze bevoegdheid gebruik maakt en de rechten en plichten van de door de rechter benoemde deskundige. Deze bepalingen gelden ook voor het voorlopig deskundigenbericht.1