NJ 2019/397
Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Horen betrokkene (art. 8 lid 1 Wet Bopz); opnieuw horen bij voortzetting mondelinge behandeling.
HR 11-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1562
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 oktober 2019
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/03024
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS91772:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1562, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑10‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:788, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑07‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑06‑2019
- Wetingang
Art. 8 Wet Bopz
Essentie
Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Horen betrokkene (art. 8 lid 1 Wet Bopz); opnieuw horen bij voortzetting mondelinge behandeling.
Samenvatting
Ingevolge art. 8 lid 1 Wet Bopz dient de rechter, alvorens op het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging te beslissen, degene ten aanzien van wie de machtiging is verzocht, te horen, tenzij de rechter vaststelt dat betrokkene niet bereid is zich te doen horen. Door de verzochte machtiging te verlenen zonder betrokkene bij de voortzetting van de mondelinge behandeling te horen, heeft de rechtbank gehandeld in strijd met de in art. 8 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.