NJB 2022/2400:Het zich ‘beledigend uitlaten’, art. 137c lid 1 Sr: een uitlating kan als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam. Dat betekent dat onder het zich beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras en/of godsdienst moet worden verstaan het zich nodeloos krenkend uitlaten over een groep mensen omdat die groep van een bepaald ras is of een bepaalde godsdienst aanhangt. Het gaat er daarbij om dat men de mensen, die tot de groep behoren, collectief treft in wat voor die groep kenmerkend is, namelijk in hun ras of godsdienst, en men hen beledigt juist omdat zij tot dat ras of die godsdienst behoren. Onder verwijzing naar EHRM 15 oktober 2015, nr. 27510/08 (Perinçek/Zwitserland) gaat de Hoge Raad onder meer in op uitlatingen door politici en niet-politici. Het hof kon in casu oordelen dat de uitlating over moslims door een niet-politicus tijdens een demonstratie van PEGIDA in de context waarin die werd gedaan weliswaar beledigend is, maar niet ‘onnodig grievend’, en dat de verdachte daarom moet worden vrijgesproken van groepsbelediging i.d.z.v. art. 137c lid 1 Sr. A-G: anders.