26.5 Syndicaten

Het woord syndicaat wordt in verschillende betekenissen gebruikt. Soms wordt er “vakvereniging”, “vakbeweging” of “vakbond” mee bedoeld.1 In art. 132 lid 1 onderdeel l (ex art. 13A lid 1 onderdeel 1 Zesde richtlijn, vgl. art. 11 lid 1 onderdeel t) komt de term “instellingen met doeleinden van syndicale aard” voor. Dit zijn naar het oordeel van het HvJ EG organisaties, die primair tot doel hebben de collectieve belangen van hun leden - ongeacht of het gaat om werknemers, werkgevers, beoefenaars van vrije beroepen dan wel ondernemers, die een bepaalde economische activiteit ontplooien - te behartigen en hen te vertegenwoordigen tegenover derden, daaronder begrepen overheidsinstanties.2 Daaronder lijken in ieder geval vakverenigingen en vakbonden te vallen.3

In andere gevallen wordt er een karteltype mee bedoeld, waarbij een centraal in- en / of verkoopkantoor de in- en / of verkoop van de participanten verzorgt.4 Met name bepaalde typen coöperaties zijn te beschouwen als in- dan wel verkoopkantoren. Eventueel kan een syndicaat in de vorm van een personenvennootschap of EESV worden ondergebracht.

Het woord syndicaat wordt soms in een nog ruimere betekenis gebruikt. Alsdan is het een algemene aanduiding van het verband tussen twee of meer ondernemers, die samenwerken. Met name in het kader van emissies van aandelen op de beurs, ten behoeve waarvan een onderneming met een of meer banken en/of commissionair(s) samenwerkt om de emissie tot stand te brengen, wordt gesproken van een “emissiesyndicaat”.5